Definities:
INHOUDSOPGAVE:
Definities op alfabetische volgorde
Definities per competentiegebied
Definities op alfabetische volgorde5>
A
Aanbesteding | 6.01 |
---|---|
Een procedure waarbij een opdrachtgever bekend maakt dat hij een opdracht wil laten uitvoeren en partijen vraagt een offerte in te dienen. | |
Aanbevelingen voor vervolgacties | 6.06 |
Een lijst met aanbevelingen ten aanzien van de ingebruikname, doorgeschoven issues en mogelijke bedrijfsrisico's. | |
Aandelen | 5.06 |
Een deel van het eigendom van een bedrijf. | |
Aandelenkapitaal | 10.03 |
Nominale waarde geplaatste kapitaal dat door de aandeelhouders is gestort. | |
Aanname | 4.01 |
Een voorveronderstelling waarvan uit wordt gegaan | |
Aanvoerbuffer | 5.05 |
De reserve op het eind van iedere niet-kritieke keten van activiteiten, voordat deze keten aansluit op het kritieke pad | |
Aanvullend recht | 11.03 |
In het bestuursrecht het recht dat van toepassing is in die gevallen dat er geen wettelijke bepalingen zijn opgenomen in andere onderdelen van het bestuursrecht. In privaatrecht een synoniem voor het regelend recht. | |
Absorption Costing | 10.03 |
Zie Integrale kostprijsberekening. | |
Acceptatie door beheer en onderhoud | 6.06 |
Een expliciete bevestiging door degene die de opgeleverde producten daadwerkelijk gaan beheren en onderhouden, dat de op te leveren producten voldoen aan de acceptatiecriteria en geschikt zijn voor gebruik. | |
Acceptatiecriterium | 4.04 |
Een vereiste waarde op een gedefinieerde schaal waaraan een op te leveren product moet voldoen voordat de klant het product accepteert. | |
Acceptatietest | 5.03 |
Een test op ‘fit for use’ door gebruikers en beheer & onderhoud. | |
Accepteren (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een weloverwogen en bewuste beslissing om de bestaande dreiging van een risico te accepteren zoals die is, omdat het niet loont daar nu al op te acteren. | |
Accepteren/verhogen (risicomaatregel) | 4.05 |
Een risico accepteren of zelfs verhogen om van een mogelijke kans gebruik te maken. | |
Achtergestelde lening | 5.06 |
Een krediet waarbij de schuldeiser in het geval van faillissement van de schuldenaar wordt achtergesteld. | |
Actief luisteren | 7.03 |
Een techniek waarbij de luisteraar door middel van hm’en, papagaaien, spiegelen en samenvatten laat zien dat hij luistert. | |
Activiteit | 5.04 |
Iets waarmee men actief is, vaak in projecten te onderscheiden naar inhoudelijke activiteiten en beheersactiviteiten. | |
Activiteitennetwerk | 5.04 |
Een activiteitenstroomschema met daarin aangegeven de tijdsafhankelijkheden tussen de activiteiten. | |
Activity on node | 5.04 |
Een activiteitennetwerk met de activiteiten in de knooppunten. | |
Activum (activa) | 10.03 |
Een bedrijfsmiddel van een organisatie. | |
Adviseren | 8.01 |
Het geven van raad aan anderen. | |
Afbakening | 5.02 |
Een omschrijving van wat niet tot de scope behoort, waardoor de omvang van de scope nauwkeuriger wordt bepaald | |
Afhankelijkheid | 5.04 |
De relatie waarbij een situatie, proces of activiteit bepaald wordt door een andere situatie, proces of activiteit. | |
Afschrijvingen | 10.03 |
De boekhoudkundige waardedaling van een materiele vaste activa. | |
Afsluiting van een project | 6.06 |
De voltooiing van een project nadat de resultaten van het project zijn opgeleverd. | |
Afwijking van de specificatie | 6.02 |
Een product dat door het project is/wordt opgeleverd, maar (naar verwachting) niet voldoet aan de specificaties c.q. niet is/wordt opgeleverd. Een afwijking van specificatie is een type issue. | |
Afwijkingsplan | 6.04 |
Een plan dat wordt opgesteld naar aanleiding van een dreigende overschrijding van de toleranties als vervolg op een Afwijkingsrapport. Dit vervangt het plan waarbinnen de afwijking optreedt en beschrijft de periode vanaf de afwijking tot aan het einde van de planperiode van dat plan. | |
Afwijkingsrapport | 6.04 |
Een rapport waarin een afwijking wordt beschreven. Hierin wordt de afwijking, de oorzaken van de afwijking, de mogelijke tegenmaatregelen, een analyse van de tegenmaatregelen en een advies welke tegenmaatregelen het meest in aanmerking komen omschreven. | |
Agile | 9.05 |
Een conceptueel raamwerk voor het flexibel en iteratief doorvoeren van veranderingen. | |
Algemene maatregel van bestuur (AMvB) | 11.01 |
Een besluit van de regering, waarin wettelijke regels nader worden uitgewerkt | |
Algemene voorwaarden | 6.01 |
De voorwaarden die bedoeld zijn om deel uit te maken van een aantal overeenkomsten, met uitzondering van die voorwaarden die de kern van de prestaties aangeven. | |
Analoge schattingsmethode | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van ervaringswaarden uit voorgaande projecten. | |
Analogieen toepassen | 8.04 |
Een techniek waarbij je een overeenkomst tussen twee zaken als grondslag neemt voor een redenering. | |
Analyse belanghebbenden | 4.02 |
Een analyse die omvat de inventarisatie van belanghebbenden, het in kaart brengen van hun onderlinge relaties en het inschatten van hun belang, invloed en hun relatie t.o.v. het project. | |
Analyseren van risico's en kansen | 4.05 |
De inschatting van de waarschijnlijkheid, impact en horizon van de individuele risico’s en kansen en van het geaggregeerde risico- en kansniveau. | |
Arbitrage | 6.01 |
Een geschillenbeslechting door derden welke in plaats komt van een rechtszaak. | |
Argumenteren | 8.01 |
Het ondersteunen van standpunten met één of onderbouwingen. | |
Artifacts | 9.05 |
Tastbare hulpproducten. | |
Assertiviteit | 8.02 |
Het op een niet kwetsende, tactvolle manier opkomen voor de eigen mening, behoeften en belangen. | |
Ateursrecht | 11.03 |
Het alleenrecht van een auteur om zijn werken van literatuur, wetenschap of kunst te openbaren of verveelvoudigen. Onder het auteursrecht vallen ook het portretrecht en het beeldrecht. | |
Audit | 5.03 |
Een systematische en onafhankelijke beoordeling of de voorgeschreven processen ook worden nageleefd. | |
Autonome projectstructuur | 10.01 |
Een structuur waarbij projecten geheel los van de staande organisatie worden uitgevoerd. | |
Autoriteit | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij één persoon uiteindelijk de beslissing neemt. |
B
Back-to-back overeenkomst | 6.01 |
---|---|
Een overeenkomst waarbij een deel van de aanneming of levering geheel door een derde wordt verzorgd onder verantwoordelijkheid van de aannemende partij, waarbij alle rechten en plichten van de leverancier respectievelijk aannemer jegens de opdrachtgever één op één worden doorgegeven aan die derde. | |
Backlog refinement | 9.05 |
Het verduidelijken, verbeteren, prioriteren en schatten van de Product Backlog. | |
Balanced Score Card | 9.01 |
Is een techniek voor het evalueren van complexe doelstellingen. In bedrijven worden in een Balanced Score Card meestal de categorieen financieel, klanten, interne bedrijfsvoering en ontwikkeling en groei onderscheiden. | |
Balanced Score Card | 9.03 |
Is een techniek voor het evalueren van complexe doelstellingen. In bedrijven worden in een Balanced Score Card meestal de categorieen financieel, klanten, interne bedrijfsvoering en ontwikkeling en groei onderscheiden. | |
Balans | 10.03 |
Een overzicht van de bezittingen en verplichtingen uitdrukt in geld. | |
Balkenschema | 5.04 |
Een grafische weergave van activiteiten in de tijd, waarbij op de verticale as alle activiteiten met hun doorlooptijden staan aangegeven en op de horizontale as de projectkalender. | |
Bankgarantie | 6.01 |
Een contract waarin de bank van de betalingplichtige aan de andere partij onvoorwaardelijk garandeert een bedrag te betalen, indien daar aanspraak op kan worden gemaakt. | |
Bankkrediet | 10.03 |
Tijdelijk krediet dat in principe binnen een jaar opeisbaar is. | |
Baseline | 6.02 |
Een vastgestelde status van een situatie die dient als referentie voor verdere werkzaamheden. | |
Bate | 9.02 |
De meetbare verandering die als positief wordt ervaren door één of meerdere belanghebbenden. | |
Batenmanagement | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om de mogelijke baten te optimaliseren en negatieve effecten te minimaliseren. | |
Batenreview | 5.07 |
De beoordeling of de beoogde baten inderdaad zijn gerealiseerd. | |
Batenreviewplan | 9.02 |
Een plan dat aangeeft hoe, wanneer en door wie de te realiseren baten zullen worden gemeten. | |
Battle of forms | 6.01 |
Het fenomeen dat partijen in een overeenkomst hun eigen algemene voorwaarden proberen van toepassing te verklaren. | |
BAZO | 8.06 |
Een acroniem voor het Beste Alternatief Zonder Overeenstemming, dat kan worden gerealiseerd als een onderhandeling niet tot een resultaat leidt. | |
Bedrijfsethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande de verschillende waarden en normen die een rol spelen bij de morele keuzen die door een bedrijf worden gemaakt. | |
Bedrijfskosten | 10.03 |
Kosten van de algemene bedrijfsvoering, zoals kosten personeel en huisvesting. | |
Bedrijfsmodel | 9.01 |
Een model om de essentiele aspecten van een organisatie te beschrijven. | |
Bedrijfsresultaat | 10.03 |
Totaal van de operationele baten en lasten. | |
Bedrijfsverandermanager | 9.02 |
De persoon binnen het programma die ervoor verantwoordelijk is dat ‘zijn’ afdeling de gestelde targets ook realiseert. | |
Beginselethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij de oplossing van een ethisch probleem steeds recht doet aan een of meer beginselen. | |
Begroten | 5.06 |
Het berekenen van de kostprijs. | |
Begroting | 5.06 |
Een berekening van de kostprijs. | |
Beheers- en rapportageniveau | 6.04 |
Een managementlaag waarnaar moet worden gerapporteerd. | |
Beheersactiviteiten | 6.04 |
De activiteiten die nodig zijn om het project goed te laten verlopen. | |
Beheerscirkel | 6.04 |
Het cyclische proces om een project te beheersen. | |
Beheersinstrumenten | 6.04 |
De verschillende instrumenten die kunnen worden ingezet bij het beheersen van een project. | |
Beheersmechanismen | 6.04 |
De verschillende procedures die kunnen worden ingezet bij het beheersen van een project. | |
Beheerspunten (control account) | 5.02 |
Een element in de WBS waarop beheersing aangrijpt en waarover gerapporteerd wordt. | |
Belang | 11.04 |
Een kwestie waaraan betrokkenen voordeel ontlenen of, indien ze geschaad worden, nadeel van ondervinden. | |
Belanghebbende | 4.02 |
Een persoon, groep of organisatie die belang of invloed heeft, of meent te hebben, bij een initiatief. | |
Bellendiagram | 9.03 |
Een bellendiagram is een spreidingsdiagram waarin de gegevenspunten worden vervangen door bellen en waarbij aan de grootte van de bellen een betekenis wordt toegekend. | |
Benchmarking | 9.01 |
Het vergelijken van de eigen processen en producten met de prestaties van andere organisaties. | |
Beoordelaar / reviewer | 5.03 |
Een persoon of entiteit die een product beoordeelt op basis van de opgestelde criteria. | |
Beoordelen van risico's en kansen | 4.05 |
Het proces van identificeren, analyseren en evalueren van risico's en kansen. | |
Beoordelingsgesprek | 10.02 |
Een gesprek waarin de leidinggevende zijn oordeel geeft over het functioneren van de medewerker, zowel qua inzet als in kwalitatief en sociaal opzicht. | |
Beperking | 4.01 |
Een voorwaarde waaraan de uitvoering van een activiteit moet voldoen. | |
Beroepsethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande het maken van bewuste keuzen voor normen en waarden, die je naleeft bij de uitoefening van je beroep. | |
Beschikkingsrecht | 11.03 |
Geeft de eigenaar de bevoegdheid ten aanzien van zijn zaak alle denkbare rechtshandelingen te verrichten. | |
Beslisboom | 4.05 |
Een visuele uitsplitsing naar de verschillende alternatieven en de bijbehorende risico's en kansen. | |
Beslisdocument | 5.04 |
Document op basis waarvan de opdrachtgever beslist wel of niet door te gaan met het project. | |
Beslispunt | 5.04 |
Een (meestal) van tevoren bepaald moment in het project waarop de opdrachtgever beslist wel of niet door te gaan met het project (go/no-go moment). | |
Besluitvormingsproces | 8.04 |
Het proces dat leidt tot een beslissing. | |
Besluitvormingsstructuur | 4.03 |
Het raamwerk wie welke beslissingen in een project neemt. | |
Betrokkenheid | 8.01 |
Een sterk innerlijk gevoel van verbondenheid met de omgeving, waardoor motivatie ontstaat. | |
Betrouwbaarheid | 7.02 |
De mate waarin men erop kan vertrouwen dat een ander een belofte of toezegging na zal komen. | |
Beveiliging | 11.01 |
De bescherming van een persoon of object tegen geweld, bedreiging, gevaar of schade. | |
Bevoegd gezag | 11.01 |
De instantie die een bepaalde vergunning of concessie kan verlenen. | |
Bevoegdheid | 4.03 |
Het recht van het toewijzen van middelen en het nemen van beslissingen. | |
Binnenstebuiten luisteren | 8.04 |
Een techniek waarbij je zowel de steekwoorden opschrijft uit een betoog (buitenste luisteren) als in steekwoorden jouw associaties of gedachten naar aanleiding van dat betoog (binnenste luisteren). | |
Blackbox | 10.01 |
Een element waarvan het gedrag bekend is maar niet de inwendige constructie. | |
Blauwdruk (programma) | 9.02 |
Een beschrijving van de organisatie in zijn belangrijkste facetten. | |
Boekhouding | 10.03 |
de systematische vastlegging van financiële feiten van een persoon, of organisatie. | |
Boekwaarde | 10.03 |
De waarde van een productiemiddel zoals die blijkt uit de balans van de onderneming. | |
Brainstorming | 8.04 |
Een creativiteitstechniek waarin zo veel mogelijk nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp of vraagstuk in een groep worden gegenereerd, waarbij het waardeoordeel over de geopperde ideeën wordt uitgesteld tot na de sessie. | |
Break-even punt | 9.01 |
Het aantal producten welke moet worden verkocht om de initiële investeringen terug te verdienen. | |
Breekpunt onderhandeling | 8.06 |
Het punt waarop je de onderhandeling afbreekt en een oplossing gaat zoeken voor het probleem buiten de onderhandelende partij om. | |
Brochureplan | 6.01 |
Een levering van een standaardoplossing tegen een vaste prijs. | |
Brown-paper sessie | 8.04 |
Een interactieve bijeenkomst, waarin deelnemers op een centrale wand of, gezien de naam, strook bruin papier, ideeën plaatsen waarmee vraagstukken kunnen worden opgelost. | |
Bruto beschikbare tijd | 5.05 |
De totale tijd die beschikbaar is in een bepaalde periode. | |
Bruto omzetresultaat (bruto marge, bruto winst) | 10.03 |
Netto omzet minus kostprijs van de omzet. | |
Budget | 5.06 |
Een geautoriseerd bedrag voor het realiseren van een resultaat. | |
Budgetbeheersing | 5.06 |
Het monitoren van de bestedingen, uitgaven en verplichtingen, het inschatten van de nog te verwachten kosten, het nemen van de benodige corrigerende maatregelen en het eventueel escaleren bij een dreigende overschrijding van de budgettoleranties naar het naast hogere management. | |
Budgetbewaking | 5.06 |
Het monitoren van de bestedingen, uitgaven en verplichtingen, het analyseren van de status, het inschatten van de nog te verwachten kosten en het eventueel escaleren bij een dreigende overschrijding van de budgettoelranties naar het naast hogere management. | |
Budgetcontrole | 5.06 |
Het controleren of er geen uitgaven worden gedaan die niet in het budget voorkomen of die het budget overschrijden. | |
Budgetteren | 5.06 |
Het vaststellen van een budget. | |
Burn-dow grafiek | 9.05 |
Een grafiek waarop de omvang van de nog uit te voeren User Stories in een Sprint wordt gevisualiseerd. | |
Business case | 5.07 |
De zakelijke rechtvaardiging voor het doen van een investering. |
C
Calamiteitenbudget | 4.05 |
---|---|
Zie risicobudget. | |
Calamiteitenplan opstellen (Risicomaatregel) | 4.05 |
Het plannen van een maatregel die zal worden uitgevoerd in geval dat het risico optreedt en waarmee de negatieve gevolgen van dat risico worden verkleind. | |
Capaciteitsallocatie | 5.05 |
Het toewijzen van de mensen en middelen aan de onderscheidenlijke activiteiten. | |
Capaciteitsmanagement | 5.05 |
Het management van de beschikbare en benodigde mensen en middelen. | |
Capaciteitsplan | 5.05 |
Plan voor de inzet van mensen en middelen (uitgezonderd geld). | |
Capaciteitsplanning | 5.05 |
Het plannen en inzetten van de capaciteit, nagaan of de capaciteit volgens planning maar ook effectief wordt ingezet, en het indien nodig nemen van corrigerende maatrregelen (Plan-Do-Check-Act). | |
Capital expenses (Capex) | 10.03 |
Zie kapitaalkosten. | |
Causaal verband | 11.03 |
Als een gebeurtenis plaatsvindt als gevolg van bepaalde andere gebeurtenissen die daar aan vooraf gegaan zijn (oorzaak en gevolg). | |
Certificering | 5.03 |
Het op basis van een deskundig en onafhankelijk onderzoek waarmerken van een product, proces of persoon. | |
Cessie van vorderingen | 5.06 |
Financiering tegen overdracht van vorderingen op naam als onderpand voor een schuld. | |
Claimmanagement | 6.01 |
Alle activiteiten die nodig zijn om gerechtvaardigde vorderingen tegenover derden af te dwingen en (onterechte) vorderingen door derden af te weren. | |
Co-makership | 6.01 |
Het onder gemeenschappelijk risico van de klant en de leverancier uitvoeren van de opdracht. | |
Coachen | 8.02 |
Een persoon of groep begeleiden bij het zelfstandig vinden van een oplossing voor een probleem. | |
Coachend leiderschap | 8.02 |
Een leidinggevende aanpak, waarbij de leidinggevende de medewerker zelf laat nadenken over situaties, de eigen persoonlijke kwaliteiten en verantwoordelijkheden die genomen kunnen worden. | |
Cognitieve dissonantie | 7.03 |
De onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten en opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening, of bij gedrag dat strijdig is met de eigen overtuiging, waarden en normen. | |
Communicatie | 7.03 |
Uitwisseling van informatie. | |
Communicatiekanaal | 7.03 |
Het medium waarop communicatie wordt overgedragen. Informatie kan mondeling, schriftelijk, elektronisch en audiovisueel worden overgedragen. | |
Communicatiemodel | 7.03 |
Een model waarin de relaties tussen zender, bericht en ontvanger schematisch wordt voorgesteld. Dit omvat tenminste de zender, de ontvanger, de boodschap, het kanaal en ruisl. | |
Communicatieplan | 4.02 |
Een plan dat beschrijft hoe, wanneer en door wie met welke belanghebbenden en met welk doel zal worden gecommuniceerd en de daarbij geraamde kosten en capaciteit. | |
Competentiemanagement | 10.02 |
Het management en ontwikkeling van de competenties van de individuele personen in een organisatie om te zorgen dat deze mensen toegerust zijn en blijven voor hun taakstellingen in een voortdurend veranderende omgeving. | |
Compromis | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij men gezamenlijk een tussenoplossing overeen komt. | |
Concessie | 6.02 |
De beslissing dat een afwijking van specificatie zonder corrigerende maatregelen is geaccepteerd. | |
Conditionele risico's en kansen | 4.05 |
Zie voorwaardelijke risico's en kansen | |
Configuratie | 6.02 |
Het geheel van configuratie-items. | |
Configuratie-item (CI) | 6.02 |
Een product waarvan de status en de (inhoudelijke) kenmerken moeten worden beheerst. | |
Configuratie-item record | 6.02 |
De geregistreerde informatie van een configuratie-item, inclusief de relaties die dat configuratie-item heeft met andere configuratie-items. | |
Configuratiebaseline | 6.02 |
Een vastgestelde status van een product op basis waarvan het product moet worden gerealiseerd. | |
Configuratiemanagement | 6.02 |
Het management van de configuratie-items en omvat de basisfuncties plannen, identificeren, wijzigingsbeheer, status verantwoorden en verifiëren configuratie-items. | |
Configuratiemanagementdatabase (CMDB) | 6.02 |
Een database met het totaal van alle configuratie-item records. | |
Configuratiemanagementstrategie/plan | 6.02 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van de configuratie-items. | |
Configuratiemanagementsysteem | 6.02 |
De processen en ondersteuningssoftware die gebruikt wordt om de Configuratie-item-records te beheren. | |
Configuratiemanager | 4.03 |
De persoon die operationeel verantwoordelijk is voor het configuratiemanagement. | |
Conflict | 8.07 |
Een botsing van meningen, belangen of karakters. | |
Conflictfase | 8.07 |
Een classificatie van de ernst en de diepgang van een conflict. | |
Conflictstijl | 8.07 |
Een specifieke vorm van gedrag voor het oplossen van conflicten. | |
Conformance kosten | 5.03 |
De preventiekosten en beoordelingskosten om te voldoen aan de gewenste kwaliteit. | |
Consensus | 8.04 |
Een besluitvorming waarin alle partijen kunnen leven met de gemaakte keuze. | |
Consortium | 6.01 |
Een rechtspersoon waarin meerdere partijen samenwerken om een opdracht uit te voeren. waarbij ieder voor eigen rekening en risico levert en met behoud van de eigen winst voor zijn deel van de totale levering. | |
Contante waarde | 9.01 |
Het bedrag dat je nu moet investeren tegen een bepaald rendement om een bepaalde kasstroom te realiseren. | |
Contingentiereserve | 5.06 |
: een budgetpost ter dekking van voorziene risico’s (known-unknowns). | |
Contract | 6.01 |
Een in rechte afdwingbare overeenkomst. | |
Contracteringsplan | 6.01 |
Het plan wat beschrijft wat, op welke wijze van aanbesteding, in welke contractvorm, wanneer en door wie wordt ingekocht of uitbesteed en wat daarbij de belangrijkste selectie- en gunningscriteria zijn. | |
Contractmanagement | 6.01 |
Het overeenkomen van de voorwaarden en condities van de contracten zowel als het zekerstellen dat deze voorwaarden en condities ook worden nagekomen en het overeenkomen en vastleggen van de contractwijzigingen. | |
Control chart | 5.03 |
Een visualisering van waarnemingen in de tijd ten opzichte van controlegrenzen. | |
Correctieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit procescontrole en –beheersing. | |
Corrigerende maatregel | 6.02 |
Een actie of combinatie van acties die ervoor zorgt dat de dreiging van het overschrijden van toleranties of een fout in een product wordt weggenomen of verminderd. | |
Cost Breakdown Structure (CBS) | 5.06 |
Een hiërarchische decompositie van de kosten van het project in kostendragers en kostenposten. | |
Crashing | 5.04 |
Het inzetten van extra capaciteit op het kritieke pad met als doel de totale doorlooptijd te verkorten. | |
Creatieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken met behulp van creatieve technieken om nieuwe en originele oplossingen voor de geformuleerde vraagstukken te genereren. | |
Creativiteit | 8.04 |
Het vermogen om te denken en te handelen op een originele en fantasierijke manier. | |
Crediteur | 10.03 |
De persoon of organisatie waaraan u geld schuldig bent. | |
Creditzijde balans | 10.03 |
Het geheel van vermogensvormen waarmee de bezittingen en vorderingen van een organisatie zijn gefinancierd. | |
Crisis | 8.07 |
Een accuut probleem waardoor het functioneren of voortbestaan van een persoon, groep of organisatie wordt bedreigd. | |
Crisisplan | 8.07 |
Een plan dat beschrijft hoe je dient te acteren bij het ontstaan van een crisis en hoe je er voor zorgt dat je daar op voorbereid bent. | |
Cultuur | 8.01 |
het geheel van normen en waarden zoals die gedeeld worden door een groep. | |
Cultuur | 11.05 |
De representatie van waarden, overtuigingen en veronderstellingen in vanzelfsprekend gedrag. | |
Cultuur bewust handelen | 11.05 |
het vermogen het eigen handelen af te stemmen op de cultuur van de organisatie en de samenleving. | |
Cultuur van openheid | 8.01 |
Gemeenschappelijk gedrag dat gefundeerd is op waarden als wederzijdse waardering, collectieve besluitvorming, introspectieve houding en integere motieven, waardoor complexe vraagstukken openlijk besproken kunnen worden | |
Cultuurverandering | 11.05 |
Het doorbreken van vanzelfsprekende gedragspatronen door bewuste ontwikkeling van nieuwe onderliggende waarden, overtuigingen en veronderstellingen. |
D
Dagboek | 10.03 |
---|---|
Een register waarin in chronologische volgorde aantekening plaats van alle bedrijfsgebeurtenissen die leiden tot wijzigingen in de grootte of de samenstelling van het vermogen. | |
Dagelijks Logboek | 6.04 |
Een dagboek waarin onder meer problemen en punten van zorg kunnen worden genoteerd, die de betrokkene informeel kan afhandelen. Projectmanagers en Teammanagers kunnen ieder voor zich een eigen Dagelijks Logboek bijhouden. | |
Dagelijkse stand-up | 9.05 |
De dagelijkse vergadering tijdens een Sprint (timebox) waarin ieder lid van het Ontwikkelteam de voortgang van zijn werk aangeeft en waarbij alle deelnemers blijven staan om een actieve houding te handhaven om er zo voor te zorgen dat de bijeenkomst niet te lang duurt. | |
Dashboard | 9.01 |
Visuele weergave op één enkel beeldschermvan de belangrijkste informatie nodig om één of meerdere doelen te bereiken . | |
Data | 6.03 |
Een verzameling gegevens, ofwel feitelijkheden. | |
Debetzijde balans | 10.03 |
Het geheel van bezittingen en vorderingen van een organisatie. | |
Debiteur | 10.03 |
De persoon of organisatie die u nog geld schuldig is. | |
Decharge verlenen | 6.06 |
Het ontheffen van de verantwoordelijkheid. | |
Deelproject | 5.04 |
Een onderdeel van een project dat als zelfstandig project georganiseerd wordt en leidt tot een concreet deel- of tussenresultaat. | |
Definition oif Done | 9.05 |
De definitie waaraan op te leveren functionaliteiten moeten voldoen om geaccepteerd te worden. | |
Delegatie | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij men de beslissingsbevoegdheid bij een ander neerlegt. | |
Delen (risico- en kansmaatregel) | 4.05 |
Een overeenstemming tussen twee partijen om via een bonus-malussysteem zowel de kansen als de risico's te delen. | |
Delphi methode | 5.05 |
Het herhaald bevragen van meerdere deskundigen omtrent een probleemstelling zonder dat de deskundigen weten wie welke input geeft. | |
Delphi-methode | 8.04 |
Het herhaald bevragen van meerdere deskundigen omtrent een probleemstelling zonder dat de deskundigen weten wie welke input geeft. | |
Deltameting | 5.07 |
Een meting van het verschil in ontwikkeling na niets doen (nulscenario) of wel wat doen. | |
Deontologie | 7.02 |
Zie beginselethiek | |
Depth of control | 10.01 |
Het aantal managementlagen dat effectief kan worden aangestuurd. | |
Deugdenethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch juist handelen wordt bepaald door de vraag ‘hoe moet ik leven?’ | |
Dienstenportefieulle | 9.04 |
Een overzicht van het geheel van diensten dat wordt aangeboden. | |
Direct Costing (D.C.) | 10.03 |
Zie variabele kostencalculatie. | |
Directe kosten | 10.03 |
Kosten die op een kosteneffectieve manier rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een object. | |
Discontofactor | 9.01 |
De factor waarmee kasstroom in een bepaald jaar vermenigvuldigd dient te worden om de netto contante waarde van die kasstroom te berekenen. | |
Discontopercentage | 9.01 |
Het verplichte rendement op een investering die binnen een organisatie moet worden gemaakt. | |
Dividend | 10.03 |
Bedrag wat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd. | |
Document | 6.03 |
Een gegevensdrager met daarin of daarop vastgelegde gegevens. | |
Documentbeheer | 6.03 |
Het management van de beschikbare documenten en kent de functies plannen - identificeren en beheren - goedkeuren, wijzigen en distribueren - statusverantwoording - bewaken en bijsturen. | |
Doelen-inspanningen netwerk | 9.02 |
Een visualisering van doelen, subdoelen en inspanningen en hun onderlinge relaties. | |
Doelenboom | 9.02 |
Een visualisering van doelen en subdoelen en hun onderlinge relaties. | |
Doelenidentificatie | 9.02 |
Het onderdeel van het batenmanagement gericht op het identificeren van de te realiseren doelen en baten en op te treden negatieve baten. | |
Doelgerichtheid | 8.05 |
Zie effectiviteit. | |
Doelmatigheid | 8.05 |
Zie efficiëntie. | |
Double loop leren | 10.02 |
Het leren door het begrijpen van de achterliggende principes. | |
Draagvlak | 8.02 |
De mate waarin belanghebbenden een onderwerp ondersteunen. | |
Driepuntsschatting | 5.05 |
Het schatten van een waarde op basis van een optimistische, pessimistische en een meest voorkomende waarde. | |
Duivelsdriehoek | 3.00 |
Is de driehoek die visualiseert hoe kwaliteit, tijd en geld in een project zich tot elkaar verhouden. | |
Duurzaam ondernemen | 11.02 |
Het ondernemen waarbij een balans wordt gezocht tussen Profit, People en Planet. | |
Duurzaamheid | 11.02 |
De eigenschap van lang goed te blijven of te blijven bestaan. | |
Duurzame ontwikkeling | 11.02 |
De ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, in gevaar te brengen. | |
Dwingend recht | 11.03 |
Het recht waarvan slechts de formele wetgever van kan afwijken. |
E
Earned Value Analyse (EVA) | 6.04 |
---|---|
Een methode van prestatiemeting op basis van de geplande en gerealiseerde waarde en de actuele kosten. | |
EBIT | 10.03 |
Een acroniem voor Earnings Before Interest and Taks, ofwel Resultaten voor Rente en Belasting. | |
EBITDA | 10.03 |
Het acroniem voor Earnings Before Interest, Tax, Depreciation and Amortization, ofwel Resultaten voor Rente, Belasting en Afschrijving op vaste activa. | |
Economische levensduur | 9.01 |
Periode waarin het bedrijfseconomisch verantwoord is een vast bedrijfsmiddel te gebruiken. | |
Effectiviteit | 8.05 |
De mate waarin de gewenste doelen en resultaten zijn/worden gerealiseerd. | |
Efficiëntie | 8.05 |
De verhouding tussen de opbrengst en de inzet van middelen. | |
Eigen vermogen | 10.03 |
Totaal van het aandelenkapitaal en de algemene reserves. | |
Eindresultaat | 5.02 |
De te realiseren specialistenproducten. Dit kan zijn van een werkpakket, een fase of een project. | |
Elevator pitch | 7.03 |
Een zeer korte verbale presentatie voor het 'verkopen' van jezelf en/of een idee, product of dienst. | |
Emotionele intelligentie (EQ) | 7.01 |
de mate waarin iemand zelfkennis bezit en deze kennis in relaties sociaal vaardig weet in te zetten. | |
Enkelvoudige aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij slechts één partij wordt uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Enkelvoudige schattingen | 5.05 |
Het schatten van een waarde door het bevragen van een deskundige. | |
Epic | 9.05 |
Een omvangrijke User Story die nog verder moet worden uitgesplitst in een aantal kleinere User Stories. | |
Equal-bet methode | 5.05 |
Een schattingsmethoden waarbij een waarde wordt gezocht waarbij de belanghebbenden een gelijk voordeel als nadeel zien als het resultaat hoger of lager uitvalt. | |
Ethiek | 7.02 |
Het moreel geaccepteerd gedrag van elk mens. | |
Europese aanbesteding | 6.01 |
Een verplichte procedure voor Europese overheidsorganen en gesubsidieerde instanties voor het inkopen en uitbesteden van producten en diensten. | |
Evaluatie | 5.03 |
Een beoordeling van uitgevoerde activiteiten en daarmee samenhangende resultaten om vast te stellen welke verbeterpunten en actiepunten kunnen worden gedefinieerd. | |
Evalueren van risico's en kansen | 4.05 |
Het beoordelen van de waarschijnlijkheid en impact van de risico's en kansen om vast te stellen of risico- en kansmaatregelen meoten worden genomen. | |
Expertmening | 8.04 |
Het bepalen van mogelijke oplossingen door een expert te raadplegen. | |
Extern product | 5.02 |
Een product die al bestaan of waarvan de realisatie buiten de scope van het project valt, maar die wel voor de realisatie van het eindresultaat noodzakelijk is. | |
Externe financiering | 5.06 |
Financiering door derden. | |
Externe risico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen waarvan de oorzaak buiten de scope van het project ligt, dan wel buiten de verantwoordelijkheid van de projectorganisatie. | |
Externe ruis | 7.03 |
Ruis veroorzaakt door een externe oorzaak, waardoor de ontvanger bepaalde delen van de boodschap mist. | |
Extrinsieke motivatie | 8.01 |
De motivatie die voortkomt uit de kennis en ervaring die men heeft, de potentie om ergens aan bij te dragen en de betrokkenheid met de omgeving of de omstandigheden. |
F
Faalkosten | 5.03 |
---|---|
Zie non-conformancekosten. | |
Fabriekstest | 5.03 |
Een test van de producten voordat het de fabriek verlaat. | |
Factoring | 5.06 |
Het overdragen van debiteurenadministratie aan een factormaatschappij. | |
Fase | 5.04 |
Een tijdspanne binnen een project, afgescheiden van andere tijdspannen, met een vooraf gedefinieerd eindresultaat. | |
Fase-eindrapport | 6.04 |
Een rapport dat op het einde van een fase wordt opgesteld met de status aan het einde van die fase, een verantwoording over de afgelopen fase en een doorkijk naar de rest van het project. | |
Faseafsluiting | 6.04 |
De formele afsluiting van een fase. | |
Fasedossier | 6.03 |
Het dossier waar alle voor de beheersine en beoordeling van een specifieke fase relevante managementdocumenten in worden opgeslagen. | |
Faseplan | 6.04 |
Plan dat beschrijft hoe een fase wordt uitgevoerd en bewaakt en dat de producten, de tijdsplanning en de kosten van de fase weergeeft. | |
Faseren | 5.04 |
Het opdelen van het project in afzonderlijke tijdsperioden, ieder met zijn eigen vooraf gedefinieerde eindresultaat. | |
Faseringsmodel | 5.04 |
Een veel voorkomende fasering in projecten die dient als referentie voor het faseren van toekomstige projecten. | |
Fast track | 5.04 |
Het gedeeltelijk laten overlappen van fasen om de uitvoering te versnellen. | |
Fatale termijn | 11.03 |
Een niet-verlengbare uiterste termijn waarop de prestatie moet worden geleverd wil deze nog nut hebben. | |
Feedback geven | 7.03 |
Het aanspreken van de ander op zijn gedrag als de normale transparantie in het wederzijdse verkeer niet helpt. | |
Financiële baten en lasten | 10.03 |
Rentebaten minus de rentekosten en de kosten voor financiering. | |
Financiele bedrijfsadministratie | 10.03 |
De administratie van een organisatie waarin alle financiële feiten worden vastgelegd, de doorbelastingen en de kostprijzen worden berekend voor de verschillende activiteiten en de uitgaven worden bewaakt. | |
Financiële beheersing | 5.06 |
De beheersing van de financiën omvattende het plannen, optimaliseren en bewaken van de benodigde financiële middelen in de tijd en het nemen van de noodzakelijke maatregelen om voldoende financiële middelen te hebben om het projectresultaat volgens planning te realiseren. | |
Financiele lease | 5.06 |
een onopzegbaar huurcontract waarbij de kosten van onderhoud en verzekering meestal ten laste van de huurder komen. | |
Financiele projectadministratie | 5.06 |
Het financiële deel van de projectadministratie, waarin alle inkomsten en uitgaven voor het project worden vastgelegd | |
Financiële vaste activa | 10.03 |
Deelnemingen en effecten in het bezit van de onderneming. | |
Financieren | 5.06 |
Het verschaffen van de benodigde financiële middelen. | |
Financiering | 5.06 |
De wijze hoe de benodigde financiele middelen zijn/worden verkregen. | |
Fit for purpose | 4.04 |
De mate waarmee met het opgeleverde resultaat het doel van het project kan worden gerealiseerd. | |
Fit for use | 4.04 |
De mate waarin het opgeleverde resultaat geschikt is voor gebruik. | |
Formele macht | 11.04 |
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken op basis van de formele positie die iemand verworven heeft. | |
Formele overeenkomst | 11.03 |
Een overeenkomst die volgens de wet behalve een wilsovereenstemming ook een akte nodig heeft. | |
Functie (positie) | 10.01 |
Een verzameling van taken, rechten en plichten binnen een organisatie. | |
Functiepuntanalyse (softwareontwikkeling) | 5.05 |
Een methode om de functionele omvang van een informatiesysteem te bepalen als basis voor een parametrische schatting van de benodigde capaciteit. | |
Functiescheiding | 10.01 |
Het ontkoppelen van de uitvoerende en de controlerende taken. | |
Functioneel dader | 11.03 |
Een verantwoordelijke die bevoegd is om in te grijpen en dit nalaat en bewust aanvaardt dat een onrechtmatige daad plaatsvindt. | |
Functionele baas | 10.01 |
Degene die jou vertelt hoe je werk moet worden gedaan. | |
Functionele eis | 4.04 |
Een specifieke werking waaraan een product moet voldoen. | |
Functioneringsgesprek | 10.02 |
Een dialoog tussen werknemer en leidinggevende, waarin het wederzijdse functioneren besproken wordt. |
G
Gantt Chart | 5.04 |
---|---|
Zie balkenschema. | |
Garantieperiode | 6.06 |
De periode waarin de leverancier garandeert dat het opgeleverde resultaat conform de specificaties functioneert rekening houdend met de normale slijtage in gebruik. | |
Gebruiker | 4.03 |
Iedereen die het eindresultaat van het project gaat gebruiken, gaat beheren of gaat onderhouden of anderszins met het eindresultaat te maken krijgt. | |
Gebruikersacceptatie | 6.06 |
Een expliciete bevestiging door degene die de opgeleverde producten daadwerkelijk gaan gebruiken, dat de op te leveren producten voldoen aan de acceptatiecriteria en geschikt zijn voor gebruik. | |
Gebruiksrecht | 11.03 |
Het recht van rechthebbenden op het gebruik van een voortbrengsel van de menselijke geest.Het gebruiksrecht valt weer uiteen in het genotsrecht en het beschikkingsrecht. | |
Gemiddelde | 5.04 |
De som van alle waarnemingen gedeeld door het aantal waarnemingen. | |
Genotsrecht | 11.03 |
Geeft het recht op het feitelijk gebruik van zijn zaak. | |
Gesloten vraag | 7.03 |
Een vraag waarop je met ja of nee kunt antwoorden. | |
Gesprek | 7.03 |
Een mondelinge communicatie tussen één of meer personen. | |
Gevoeligheidsanalyse | 4.05 |
Een analyse van de invloed van fluctuaties van variabelen op het resultaat of rendement. | |
Gevolgenethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch juist handelen wordt bepaald door het goede resultaat dat bij dat handelen voor ogen staat. | |
Gevolgrisico of -kans | 4.05 |
Een risico of kans welke ontstaat door het nemen van een risico- of kansmaatregel. | |
Gewoonterecht | 11.03 |
Het recht dat is gebaseerd op gewoonten (ongeschreven recht). | |
Gezondheid | 11.01 |
De toestand van welzijn in geestelijk, lichamelijk en/of maatschappelijk opzicht. | |
Goedkeurder | 5.03 |
Een persoon of entiteit die geautoriseerd is om de op te leveren producten goed te keuren. | |
Goedkeuring | 5.03 |
Formele bevestiging dat het product compleet is en voldoet aan de opgestelde criteria. | |
Groepsblindheid | 8.03 |
Het symptoom dat een team in zijn functioneren teveel intern gericht is en geen oog heeft voor signalen uit de omgeving. | |
Grootboek | 10.03 |
Een register waarin voor iedere post op de balans de wijzigingen worden bijgehouden. | |
Gunningscriteria | 6.01 |
Criteria waarop een aanbieding of offerte wordt gegund. |
H
Haalbaarheidsstudie | 5.07 |
---|---|
Een onderzoek een onderzoek vooraf of het gewenste resultaat realistisch en haalbaar is. | |
Hierarchische baas | 10.01 |
Degene die jouw waardering en jouw salaris bepaalt. | |
Hierarchische organisatie | 10.01 |
Een organisatie met relatief veel managementlagen. | |
Histogram | 5.03 |
De grafische weergave van de frequentieverdeling van in klassen gegroepeerde data, afkomstig uit een kansverdeling. | |
Historische data | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik gemaakt wordt van ervaringsgetallen voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. | |
Hoofdkostenplaats | 10.03 |
Een bedrijfsonderdeel waar een eindproduct wordt vervaardigd. | |
Hoofdpuntenrapport | 6.04 |
Een rapport opgesteld door de projectmanager op overeengekomen tijdsintervallen om de opdrachtgever/stuurgroep en andere belanghebbenden te informeren over de hoofdpunten van de voortgang van de fase en de optredende issues, kansen en risico’s. | |
Hulpdienst | 10.01 |
Zie ondersteunende dienst. | |
Hulpkostenplaats | 10.03 |
Een algemene kostengroep die functioneert als kostenplaats. | |
Hybriede financiering | 5.06 |
Een combinatie van centrale en decentrale interne financiering | |
Hypotheek | 5.06 |
Financiering met een vaste activa als onderpand. |
I
I/O-matrix | 6.03 |
---|---|
Een matrix waarin wordt vastgelegd wie welke informatietaken heeft ten aanzien van het beheersen van de verschillende informatiebronnen en documenten in een project. | |
Identificeren van risico's en kansen | 4.05 |
Het identificeren van de afzonderlijke risico's en kansen. | |
IFRS | 10.03 |
International Financial Reporting Standards, boekhoudkundige standaaren voor het opstellen van jaarverslagen. | |
Ijzeren vierkant | 3.00 |
Is de vierkant dat visualiseert hoe kwaliteit, scope, tijd en geld in een project zich tot elkaar verhouden. | |
Immateriële vaste activa | 10.03 |
Niet-tastbare vaste activa, zoals vergunningen en goodwill. | |
Impact (van risico’s en kansen) | 4.05 |
Het verwachte effect van een risico of kans indien deze daadwerkelijk optreedt. | |
Impedement | 9.05 |
Issues die het werk van het Ontwikkelteam verstoren. | |
Implementatieplan | 9.02 |
Het plan dat beschrijft op welke wijze het opgeleverde resultaat zal worden ingepast n de doelorganisatie. | |
Improvisatie | 3.00 |
Het ad hoc en zonder voorbereiding uitvoerren van een activiteit. | |
In gebreke stellen | 11.03 |
Een formele claim op levering door de wederpartij, waarbij hem nog een laatste gelegenheid wordt gegeven te presteren. | |
In verzuim | 11.03 |
Een partij als deze niet het afgesprokene heeft geleverd op of voor de fatale termijn, of op of voor de termijn gegeven bij een ingebreke stelling. | |
Inbedrijfstelling projectresultaat | 6.06 |
Het in gebruik stellen van het projectresultaat. | |
Incentive contract | 6.01 |
Een contract waarbij de kosten (gedeeltelijk) worden vergoed op basis van actuele kosten plus een incentive welke afhankelijk is van de verhouding tussen de totale actuele kosten en de geplande projectkosten. | |
Increment | 9.05 |
De lijst van opgeleverde functionaliteiten die voldoen aan de afgesproken 'Definition of Done'. | |
Indirecte kosten | 10.03 |
Kosten die niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een object. | |
Informatie | 6.03 |
Betekenisvolle gegevens die worden overgebracht. | |
Informatie(management)plan | 6.03 |
Het plan dat omvat welke informatie waar en op welke wijze moet worden opgeslagen en wie welke actie moet uitvoeren om de informatie te beheren. | |
Informele macht | 11.04 |
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken op basis van een zichtbare of voelbare onderstroom die deze invloed als juist kenmerkt. | |
Inherent risico of kans | 4.05 |
De grootte van een risico, voordat er risico- of kansmaatregelen genomen zijn. | |
Inhoudelijk product | 5.02 |
Zie specialistenproduct. | |
Inhoudelijke activiteiten | 6.04 |
Activiteiten die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van het projectresultaat. | |
Inkoopstrategie | 6.01 |
De strategie die de hoofdcontractstructuur, de mate waarin de specificaties zullen worden uitgewerkt en de marktbenadering op hoofdlijnen beschrijft. | |
Inkopen | 6.01 |
Het verwerven van goederen en diensten (inhuren) van derden, waarbij de verantwoordelijkheid voor de realisatie blijft liggen bij de vragende partij. | |
Inspanningsverplichting | 6.01 |
Een verplichting om bepaalde werkzaamheden uit te voeren naar beste kunnen. | |
Inspectie | 5.03 |
Een systematische beoordeling van een product door één of meer specialisten om vast te stellen of het voldoet aan de specificaties. | |
integrale kostprijsberekening | 10.03 |
Een methode van kostencalculatie waarbij de indirecte kosten in de kostprijsmethode worden meegenomen. | |
Integratie (systemen) | 10.01 |
Het samenvoegen van een of meerdere systemen tot een geheel. | |
Integratietest | 5.03 |
Een test van de interfaces tussen de afzonderlijke componenten. | |
Intellectueel eigendomsrecht | 11.03 |
Het recht van rechthebbenden op een voortbrengsel van de menselijke geest. | |
Intentieovereenkomst | 6.01 |
Een overeenkomst over het inkooptraject en de rechten en plichten van de inkopende en de aanbiedende partij. | |
Interface (systemen) | 10.01 |
Een intermediair waarmee twee (sub)systemen/elementen met elkaar communiceren. | |
Intern product | 5.02 |
Een product dat door het project moet worden gerealiseerd. | |
Internal Rate of Return (IRR) | 9.01 |
Het eigen rendement van een investering. | |
Interne financiering | 5.06 |
Financiering door de eigen organisatie | |
Interne risico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen waarvan de oorzaak binnen de scope van het project ligt, dan wel binnen de verantwoordelijkheid van de projectorganisatie. | |
Interne ruis | 7.03 |
Ruis veroorzaakt door een innerlijke toestand van (een van) de communicatiepartners. | |
Interventietechnieken | 7.01 |
Technieken die gericht zijn op het ingrijpen in een proces, om dit ten goede te keren. | |
Intrinsieke motivatie | 8.01 |
De motivatie die voortkomt uit de persoon zelf, zijn persoonlijkheid en zijn waarden en normen. | |
Introspectieve cultuur | 8.01 |
Een cultuur waarin het de gewoonte is om te luisteren naar de onderbouwing en betekenis van opvattingen en visies van verschillende belanghebbenden, teneinde te komen tot inzicht en breed gewaardeerde besluiten. | |
Investering | 10.03 |
De (financiële) inspanning om een duurzaam bedrijfsmiddel te verwerven. | |
Investeringsberekening | 9.01 |
De berekening en vergelijking van de kosten en baten van een investering om mede op basis daarvan een investeringsbeslissing te kunnen nemen | |
Invloed | 11.04 |
Het concrete effect van machtsuitoefing. | |
Ishikawa-diagram | 4.05 |
Zie visgraatdiagram. | |
Ishikawa-diagram | 5.03 |
Zie visgraatdiagram. | |
ISO | 5.03 |
De Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) die normen vaststelt. | |
Issue | 4.05 |
Een niet geplande gebeurtenis of conditie die (vrijwel niet) niet kan worden vermeden of al is opgetreden en die managementaandacht vereist. | |
Issuelogboek | 6.02 |
Zie issueregister. | |
Issuerapport | 6.02 |
Een vastlegging van de beschrijving, de impact en de beslissingen aangaande issues die formeel moeten worden afgehandeld. | |
Issueregister | 6.02 |
Een logboek voor het vastleggen van alle issues die formeel moeten worden afgehandeld. |
J
Jaarrekening | 10.03 |
---|---|
De financiele rapportage van een organisatie over een boekjaar, bestaande uit een balans, een winst- en verliesrekening, een kasstroomoverzicht en een toelichting op deze onderdelen en op de gehanteerde grondslagen. | |
Journaalpost | 10.03 |
Een notitie waarin wordt aangegeven welke grootboekrekeningen naar aanleiding van een financiele gebeurtenis gedebiteerd en gecrediteerd moeten worden. | |
Jurisprudentie | 11.03 |
Het geheel van uitspraken door de rechters. |
K
Kanban | 9.05 |
---|---|
Een aanpak om het werk te stroomlijnen en de doorlooptijden van het uit te voeren werk te verkorten. | |
Kans | 4.05 |
Een situatie of gebeurtenis die zich in de toekomst kan voordoen en die mogelijk positieve gevolgen heeft voor het project. | |
Kans-effectmatrix | 4.05 |
Een overzicht van de geidentificeerde risico's en kansen met hun respectievelijke waarschijnlijkheid en impact. | |
Kapitaalkosten | 10.03 |
Investeringskosten ofwel alle kosten die worden gemaakt voor de ontwikkeling van duurzame productiemiddelen, die langer dan 1 jaar gebruikt worden. | |
Kasstroom | 9.01 |
Het verschil tussen geldontvangsten en gelduitgaven gedurende een bepaalde periode. | |
Kasstroom | 10.03 |
Het verschil tussen geldontvangsten en gelduitgaven gedurende een bepaalde periode. | |
Kenniscentrum | 9.03 |
Een organisatiebrede coördinerende functie voor portfolio, programma’s en projecten voor het beschikbaar stellen van standaarden, kennismanagement, borging en training. | |
Kerndocumenten | 9.02 |
De documenten die de essentie van een initiatief beschrijven. | |
Kernwaarde | 9.01 |
Een fundamentele overtuiging die geldt als basis van ons handelen. | |
Ketenmanagement | 10.01 |
Het management van de gehele keten van activiteiten over meerdere afdelingen of organisaties om producten en diensten te kunnen leveren aan de eindgebruiker. | |
Kick off | 5.01 |
Een bijeenkomst bij aanvang van een initiatief om een efficiente en effectieve opstart van dat initiatief te bevorderen. | |
Klant | 4.03 |
Organisatie of persoon die een product of dienst ontvangt. | |
Klantorganisatie | 4.03 |
De staande organisatie die opdracht heeft gegeven tot de uitvoering van het project of programma en die van de resultaten van het project/programma wil profiteren. | |
Kosten | 5.06 |
Toegerekende (toekomstige) gelduitgaven of doorbelastingen. | |
Kostenbewust ontwerpen | 4.04 |
Het ontwerpen met als doel het minimaliseren van de totale kosten van de productlevenscyclus. | |
Kostendecompositie | 5.06 |
Een hierarchische decompositie van de kosten voor het realiseren van een plan. | |
Kostendrager | 5.06 |
Een product die door het project moet worden gerealiseerd. | |
Kostendrager | 10.03 |
Een product die door het project moet worden gerealiseerd. | |
Kostenplaats | 10.03 |
Een reëel of fictief bedrijfsonderdeel waar een homogene prestatie wordt geleverd. | |
Kostenplaatsmethode | 10.03 |
De methode waarin de indirecte kosten via kostenplaatsen worden doorbelast aaneen kostendrager. | |
Kostenpost | 5.06 |
Een activiteit of aankoop die nodig zijn om kostendragers te realiseren. | |
Kostensoort | 5.06 |
Een bepaald soort productiemiddel, dat moet worden ingezet om kostendragers te realiseren. | |
Kostprijs van de omzet | 10.03 |
Direct aan de omzet toe te rekenen kosten, zoals het uitbestede werk. | |
Krachtenveldanalyse | 4.02 |
Zie analyse belanghebbenden. | |
Krediet op lopende rekening | 5.06 |
Het rood mogen staan op de lopende rekening. | |
Kritieke activiteit | 5.04 |
Een activiteit op het kritieke pad. | |
Kritieke pad | 5.04 |
De serie van opvolgende activiteiten die de kortst mogelijke doorlooptijd van het project bepalen. | |
Kritieke prestatie-indicator (KPI) | 9.01 |
Een belangrijke variabele om prestaties te analyseren. | |
Kritieke prestatie-indicator (KPI) | 9.03 |
Een belangrijke variabele om prestaties te analyseren. | |
Kwalitatieve technieken | 4.05 |
Een subjectieve en interpretatieve techniek waar het niet gaat niet om feiten en cijfers, maar om de ‘waarom’ en ‘hoe’ vraag. | |
Kwaliteit | 5.03 |
De mate waarin een geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de eisen, behoeften en verwachtingen die kenbaar gemaakt, vanzelfsprekend of dwingend voorgeschreven zijn. | |
Kwaliteits(management)plan | 5.03 |
Het plan dat de kwaliteitsdoelstellingen beschrijft en hoe die kwaliteitsdoelstellingen in het project zullen worden gerealiseerd. | |
Kwaliteits(management)strategie | 5.03 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van de kwaliteit in een project. | |
Kwaliteits(management)systeem | 5.03 |
De complete set van kwaliteitsstandaarden, -procedures en -verantwoordelijkheden voor een locatie of een organisatie. | |
Kwaliteits-eis | 4.04 |
Een criterium waar een oplossing aan moet voldoen om aanvaardbaar te zijn | |
Kwaliteits-verwachting | 4.04 |
Een vermoeden, op grond van huidige feiten of omstandigheden over de kenmerken van een product | |
Kwaliteitsbeheersing | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het beoordelen of aan de kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan en het voorkomen van oorzaken dat niet aan die kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan. | |
Kwaliteitsbeoordeling/review | 5.03 |
Een beoordeling van een product door een team van betrokkenen om de conformiteit aan een set kwaliteitscriteria vast te stellen. | |
Kwaliteitsbestanden | 5.03 |
Bestanden waarmee aangetoond wordt dat de vereiste kwaliteitsborging en kwaliteitsbeheersing zijn uitgevoerd. | |
Kwaliteitsborging | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het geven van vertrouwen dat aan de kwaliteitsdoelstellingen zal worden voldaan. | |
Kwaliteitsdocument | 6.03 |
Een managementdocument die tijdens het project wordt opgesteld om met name de kwaliteit van de op te leveren producten te beheersen. | |
Kwaliteitsdossier | 6.03 |
Het managementdossier dat alle kwaliteitsproducten bevat van het project. | |
Kwaliteitskosten | 5.03 |
Die kosten die enerzijds worden veroorzaakt door het bewerkstelligen en borgen van de gewenste kwaliteit en anderzijds door de verliezen die ontstaan wanneer de gewenste kwaliteit niet wordt bereikt. | |
Kwaliteitslogboek | 5.03 |
Zie kwaliteitslregister. | |
Kwaliteitsmanagement | 5.03 |
Het geheel van leidinggevende taken die nodig zijn om zeker te stellen dat aan de kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan. | |
Kwaliteitsplanning | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het bepalen van de kwaliteitsdoelstellingen en het specificeren van de daarbij noodzakelijke processen en middelen om te voldoen aan die kwaliteitsdoelstellingen. | |
Kwaliteitsregister | 5.03 |
Een logboek waarin alle geplande en gerealiseerde kwaliteitsbeoordelingen met de relevante data worden vastgelegd. | |
Kwaliteitsverbetering | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het vegroten van het vermogen om te voldoen aan de kwaliteitsdoelstellingen en daarmee aan de verbetering van het kwaliteitssysteem. | |
Kwantitatieve technieken | 4.05 |
Een objectieve techniek die gebruik maakt van rekenkundige of statistische middelen. |
L
Lange termijn schulden | 10.03 |
---|---|
Schulden met een looptijd langer dan een jaar, zoals een hypotheek. | |
Lateraal denken | 8.04 |
Het opnieuw (anders) ordenen van bestaande informatie om nieuwe informatie te doen laten ontstaan. | |
Lean Six Sigma | 9.05 |
Een methode die zich richt op het creeren van waarde en het elimineren van verspilling in alle processen, waarbij gebruik gemaakt wordt van statistische technieken. | |
Lease | 5.06 |
het huren van roerende of onroerende goederen van derden met een opptie tot koop. | |
Leerpuntenlogboek | 6.04 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Leerpuntenrapport | 6.04 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Leerpuntenrapport | 6.06 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Leiderschap | 8.02 |
Het sturen en motiveren van anderen in hun rol of taak om doelen te realiseren. | |
Lening | 5.06 |
Een geldbedrag dat door een partij wordt verstrekt op voorwaarde dat het later terug wordt betaald. | |
Lerende organisatie | 6.05 |
Een organisatie die continu zijn vermogen om zijn toekomst te creëren uitbreidt. | |
Letter of credit (LoC) | 6.01 |
Een opdracht aan een bank om een bedrag te betalen bij overlegging van gespecificeerde documenten. | |
Leveling (capaciteit) | 5.05 |
Het optimaliseren van de tijdsplanning uitgaande van de beschikbaarheid van mensen en middelen. | |
Leverancier | 4.03 |
Een persoon of groep die verantwoordelijk is voor de levering van één of meer specialistenproducten. | |
Leverancierskrediet | 5.06 |
Het later mogen betalen van de uitstaande vorderingen. | |
Leveranciersorganisatie | 4.03 |
De staande organisatie die verantwoordelijk is voor het realiseren van het projectresultaat. | |
Licentie | 11.03 |
De formele of wettelijke toestemming om iets te doen. | |
Lijnafdeling | 10.01 |
Een afdeling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van (een deel van) het primaire proces van de organisatie. | |
Lijnmanager | 10.01 |
Een manager verantwoordelijk voor de uitvoering van primaire of ondersteunende bedrijfsprocessen van een staande organisatie | |
Lineaire fasering (watervalmethode) | 5.04 |
Een fasering waarbij de verschillende fasen opeenvolgend worden uitgevoerd. | |
Linking-pin principe | 4.03 |
Het principe dat één persoon vanuit het ene overleg steeds de verbinding vormt naar een volgend overleg. | |
Liquide middelen | 10.03 |
Saldi van kas, bank en giro. | |
Liquiditeit | 10.03 |
De mate waarin een onderneming in staat is aan haar direct opeisbare verplichtingen te voldoen. | |
Liquiditeitsplanning | 5.06 |
Een planning van de inkomende en uitgaande geldstromen gedurende een bepaalde periode. | |
Locatietest | 5.03 |
Een test van de producten bij aankomst op de projectlocatie. | |
Logboek/register | 6.04 |
Een document waarin specifieke informatie van een product of proces wordt bijgehouden als referentie en naslag. | |
Long list | 6.01 |
Een lijst van mogelijke gekwalificeerde aanbieders. | |
LSD-formule | 7.03 |
Een acroniem voor Luisteren, Samenvatten en Doorvragen en geeft de drie belangrijkste aspecten om meer energie in een gesprek te brengen. |
M
Maatschappelijk verantwoord ondernemen | 11.02 |
---|---|
De actieve en vrijwillige maar niet vrijblijvende maatschappelijke rol die een organisatie op zich neemt en die verder gaat dan het in acht nemen van wettelijke voorschriften. | |
Macht | 11.04 |
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken. | |
Management | 8.02 |
Het geheel van alle leidinggevende taken die nodig zijn om een voorgenomen resultaat te realiseren. | |
Management by Exception | 6.04 |
Een besturingsfilosofie die uitgaat van een overeengekomen mandaat waarbinnen de gedelegeerde het werk zelfstandig uitvoert. | |
Management by Objectives | 6.04 |
Een besturingsfilosofie die zich richt op het gemeenschappelijk maken van SMART afspraken en het voeren van regelmatig overleg tussen de opdrachtgever/ stuurgroep en de projectmanager. | |
Management van veranderingen | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om veranderingen door te voeren. | |
Managementdocument | 6.03 |
Een document dat tijdens het project wordt opgesteld om de realisatie van het projectresultaat te beheersen. | |
Managementdossier | 6.03 |
Het dossier dat de managementproducten omvat en bestaat uit het projectdossier, de verschillende fasedossiers en het kwaliteitsdossier. | |
Managementproduct | 5.02 |
Een product dat nodig is om het project te managen en de kwaliteit te bepalen en te waarborgen. | |
Managementreserve | 5.06 |
een budgetpost voor werkzaamheden die in rede niet voorzien kunnen worden, maar wel binnen de scope van het project vallen (unknown-unknowns). | |
Managen van verwachting | 4.02 |
Het bewust beinvloeden van verwachtingen ten behoeve van het project. | |
Marge | 5.06 |
Een opgenomen voorbehoud vanwege legitieme onnauwkeurigheid in de begroting. | |
Materiële vaste activa | 10.03 |
Tastbare duurzame bedrijfsmiddelen die in bezit zijn van de onderneming. | |
Mediation | 6.01 |
De inzet van een onafhankelijke derde die zich richt op de-escalaties van het conflict en het ontwikkelen van een acceptabele oplossing door de partijen zelf. | |
Meerderheid | 8.04 |
Een besluitvorming op basis van minimaal de helft +1. | |
Meesprekende cultuur | 8.01 |
Een cultuur waarin bepaalde belanghebbenden het recht van advies of instemming hebben bij voorgenomen besluiten. | |
Mentaal model | 6.05 |
Een diepgewortelde veronderstelling/generalisatie die van invloed is op hoe wij dingen zien en hoe wij op dingen reageren. | |
Merkenrecht | 11.03 |
Het alleenrecht op het voeren van een bepaald merk (zoals een naam of logo). | |
Mijlpaal | 5.04 |
Een belangrijke gebeurtenis/moment in een project waarop de voortgang van het project kan worden gemeten. | |
Mijlpalenplanning | 5.04 |
Een tijdschema op hoofdlijnen waarin de belangrijkste mijlpalen zijn opgenomen. | |
Mijlpalenslip-chat | 6.04 |
Een slip-chart van de verwachte opleverdata van de verschillende mijlpalen. | |
Mileu-effectraportage (MER) | 11.01 |
Een rapportage die de milieugevolgen in beeld brengt van een besluit voordat het besluit wordt genomen. | |
Milieu | 11.01 |
Het leefklimaat van mens, dier en plant. | |
Mindmap | 8.04 |
Een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema. | |
Miscommunicatie | 7.03 |
De situatie waarin de ontvanger de overgebrachte boodschap anders interpreteert dan de zender bedoelde. | |
Missie | 9.01 |
Het bestaansrecht van een organisatie beschreven vanuit de waarden en identiteit van die organisatie. | |
Mitigerende maatregel | 4.05 |
Een actie om de blootstelling aan risico’s op een voor de organisatie acceptabel niveau te brengen. | |
Modus | 5.04 |
In een reeks waarden de waarde die het vaakst voorkomt. | |
Mondelinge overeenkomst | 11.03 |
Zie vormvrijeovereenkomst. | |
Monte Carlo techniek | 4.05 |
Een techniek waarbij een reeks gebeurtenissen vele malen wordt doorgerekend. | |
MoSCoW-principe | 4.04 |
Een techniek om kenmerken en initiatieven te prioriteren. Deze staat voor: must-have, should-have, could-have en won’t have this time. | |
Motivatie | 8.01 |
De innerlijke wens en de wil gedisciplineerd te werken aan concrete resultaten. | |
Multi-expert schattingen | 5.05 |
Het schatten van een waarde door het bevragen van meerdere deskundigen. | |
Multi-organisatieprogramma | 9.02 |
Een programma waarbij meerdere organisaties zijn betrokken als opdrachtgevende partij, om gemeenschappelijk bepaalde doelstellingen te realiseren, die zij niet of nauwelijks alleen kunnen realiseren. | |
Multi-tasking | 5.05 |
Het uitvoeren van meer taken tegelijk of het achtereenvolgens uitvoeren van stukjes van verschillende taken. | |
multicriteria-analyse | 8.04 |
Een evaluatiemethode om tussen diverse discrete alternatieven een rationele keuze te maken op basis van meer dan één onderscheidingscriterium. | |
Multicriteria-analyse | 9.03 |
Een evaluatiemethode om tussen diverse discrete alternatieven een rationele keuze te maken op basis van meer dan één onderscheidingscriterium. | |
Multiprojectmanagement | 9.03 |
Het beheersen van en leidinggeven aan een groep van projecten, die geen andere onderlinge samenhang hebben dan dat deze projecten gebruik maken van dezelfde mensen en middelen. | |
Multiprojectmanager | 9.03 |
De manager verantwoordelijk voor het beheersen van en leidinggeven aan een groep van projecten, die geen andere onderlinge samenhang hebben dan dat deze projecten gebruik maken van dezelfde mensen en middelen. |
N
Negeren (risicomaatregel) | 4.05 |
---|---|
Het nemen van een weloverwogen en bewuste beslissing om de bestaande kans te accepteren zo als die is, omdat het niet loont daar nu al op te acteren. | |
NEN | 5.03 |
De afkorting voor de NEderlandse Norm. | |
Netto beschikbare tijd | 5.05 |
De tijd die daadwerkelijk aan een bepaalde taak kan worden besteed. | |
Netto Contante Waarde (NCW) | 9.01 |
Het totaal van de contante waardes van de kasstromen van een investering over een bepaalde periode. | |
Netto omzet | 10.03 |
Gefactureerde omzet excl. BTW. | |
Netto werkkapitaal | 10.03 |
Vlottende activa – vlottende passiva . | |
Non-conformance | 5.03 |
De kosten voor vervanging en/of herstel om te voldoen aan de gewenste kwaliteit. | |
Non-verbale communicatie | 7.03 |
Communicatie via lichaamstaal, de intonatie en/of tekens en symbolen. | |
Norm | 5.03 |
Een afspraak die partijen vrijwillig met elkaar maken over de kwaliteit van hun producten, diensten of processen. | |
Nulmeting | 5.07 |
De bepaling van de huidige situatie om die later met de dan geldende realiteit te kunnen vergelijken. | |
Nulscenario | 5.07 |
de gevolgen als niet wordt geïnvesteerd |
O
Obligatie | 5.06 |
---|---|
Een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een onderneming of een instelling is aangegaan. | |
Octrooirecht | 11.03 |
Het recht van de octrooihouder om anderen te verbieden zijn uitvinding commercieel uit te baten, in ruil voor openbaarmaking van die uitvinding. | |
Omgeving van een project | 4.02 |
Het geheel van externe factoren en belanghebbenden dat invloed heeft op het project. | |
Onderabsorptie | 10.03 |
Wanneer de interne verrekening lager is dan de werkelijke kosten | |
Onderhandelen | 8.06 |
Een communicatieproces waarbij twee of meer partijen met deels strijdige en deels gemeenschappelijke belangen vanuit verschillende posities tot overeenstemming trachten te komen. | |
Onderhandelingsstrategie | 8.06 |
Een gekozen onderhandelingsaanpak. | |
Onderhanden projecten | 10.03 |
Overeenkomsten met derden voor de realisatie van activa. | |
Onderhanden werk (OHW) | 10.03 |
Het uitgevoerde werk in opdracht wat nog niet is gefactureerd of geactiveerd. | |
Onderhands met voorselectie | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij een beperkt aantal partijen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan een selectie, waarna een of meer van hen worden uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Onderhandse aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij slechts een beperkt aantal partijen worden uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Onderhoudsperiode project | 6.06 |
De periode na oplevering waarin de gebreken die optreden tijdens gebruik, nog vallen onder de verantwoordelijkheid van de leverancier. | |
Ondersteunende dienst | 10.01 |
Een specialistische afdeling die een deel van de uitvoering verzorgt, ter ondersteuning van de andere lijnafdelingen. | |
Onrechtmatige daad | 11.03 |
Een handeling of het nalaten van een handeling die onrechtmatig is. | |
Ontspanning | 7.01 |
Het in moeilijke situaties verminderen of wegnemen van spanningen. | |
Ontspanningstechnieken | 7.01 |
Technieken die gericht zijn op het kunnen ontspannen. | |
Ontwikkelfasering | 5.04 |
Een fasering waarbij de definitiefase en ontwikkelingsfase verschillende malen worden doorlopen om tot een gewenste oplossing te komen, die vervolgens deze wordt gerealiseerd. | |
Ontwikkelteam | 9.05 |
Het multifunctionele zelfsturende team dat verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en opleveren van de gevraagde functionaliteite in de Sprints. | |
Onzekerheidsanalyse | 5.04 |
Een analyse waarbij de onzekerheid in de waarden gekwantificeerd wordt. | |
Oorzaak-gevolgdiagram | 4.05 |
Zie visgraatdiagram. | |
Oorzaak-gevolgdiagram | 8.04 |
Een visualisering van een oorzaak ten opzichte van meerdere gevolgen of andersom in de vorm van een visgraat. | |
Opdrachtgever | 4.03 |
Degene die namens de klant eindverantwoordelijk is voor het succes van het project en daarmee eigenaar van het project. | |
Open vraag | 7.03 |
Een vraag waar je niet eenvoudig met ja of nee op kunt antwoorden. | |
Openbaar met voorselectie | 6.01 |
Een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt, waarbij een ieder zich als gegadigde kan aanmelden en waarvoor uiteindelijk slechts één of een beperkt aantal gegadigden wordt/worden uitgenodigd een offerte in te dienen. | |
Openbare aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij iedereen kan inschrijven. | |
Openheid | 8.01 |
De mate waarin men meningen en emoties deelt en open staat voor de mening van anderen. | |
Openingsbod onderhandeling | 8.06 |
De aanbieding waarmee je de onderhandeling start. | |
Operational expenses (Opex) | 10.03 |
Zie operationele kosten. | |
Operationeel resultaat | 10.03 |
Bruto omzetresultaat minus bedrijfskosten. | |
Operationele baas | 10.01 |
Degene die vertelt wat je moet doen; welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en wanneer het af moet zijn. | |
Operationele kosten | 10.03 |
De operationele kosten ofwel alle terugkerende kosten van de onderneming, die binnen het jaar gemaakt worden. | |
Operationele lease | 5.06 |
een opzegbaar huurcontract waarbij de kosten van onderhoud en verzekering meestal ten laste van de verhuurder komen. | |
Oplevering projectresultaat | 6.06 |
Het aan de klant juridisch overdragen van het projectresultaat. | |
Opname projectresultaat | 6.06 |
De eindbeoordeling van het projectresultaat om na te gaan of het aan alle specificaties voldoet. | |
Opportunity costs | 9.01 |
De gemiste baten van alternatieve keuzes/investeringen die men niet realiseert indien men een bepaalde investering doet. | |
Opslagmethode | 10.03 |
De methode waarin de indirecte kosten via een opslagmethode worden doorbelast aan een kostendrager. | |
Opstappers formuleren | 8.04 |
Een techniek waarbij je het probleem formuleert in een 'Hoe kun je …'-vraag. | |
Organisatie Breakdown Structure (OBS) | 5.06 |
Een hiërarchische decompositie van de projectorganisatie. | |
Organisatieanalyse | 6.05 |
De analyse van het gedrag van organisaties, de factoren die dit gedrag veroorzaken en hoe deze organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden. | |
Organisatieverandering | 6.05 |
De verandering van de kenmerken en/of de configuraties van een organisatie, waardoor ook het gedrag van de organisatie wijzigt. | |
Overabsorptie | 10.03 |
Wanneer de interne verrekening hoger is dan de werkelijke kosten | |
Overdracht projectresultaat | 6.06 |
Het aan de klant fysiek overdragen van het projectresultaat. | |
Overeenkomst | 11.03 |
Een meerzijdige rechtshandeling, waarmee partijen over en weer bepaalde rechtsgevolgen beogen. | |
Overige kortlopende schulden . | 10.03 |
Bedragen nog te betalen aan derden, zoals crediteuren, belastingen en premies. | |
Overleg | 7.03 |
Een bespreking om tot een besluit te komen. | |
Overlegstructuur | 4.03 |
Het raamwerk van de verschillende overleggen in een project. | |
Overnemen (kansmaatregel) | 4.05 |
Het overnemen van een kans die zich kan voordoen van een ander. | |
Overtuigingskracht | 8.02 |
Het vermogen overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke doelen met behulp van discussies of de kracht van argumenten. |
P
Pakken van de kans (kansmaatregel) | 4.05 |
---|---|
Het zodanig aanpassen van de omstandigheden, dat de kans die zich voordoet, direct wordt verzilverd. | |
Parallelle fasering | 5.04 |
Een fasering waarbij verschillende deelprojecten parallel van elkaar worden ontwikkeld. | |
Parametrische schatting | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik gemaakt wordt van kengetallen voor samengestelde eenheden (elementenmethode). | |
Pareto-analyse | 5.03 |
Een analyse die er van uitgaat dat 80% van de problemen worden veroorzaakt door 20% van de situatie. | |
Parkinson’s law | 5.05 |
De wet die stelt dat het werk uitdijt als de beschikbare tijd toeneemt. | |
Passiva | 10.03 |
Het totaal van alle schulden inclusief het eigen vermogen. | |
PDCA | 6.04 |
Het acroniem voor Plan-Do-Check-Act en staat voor de kwaliteitscirkel van Deming. Dit acroniem wordt ook gebruikt om de algemene beheerscirkel aan te duiden. | |
Performancetest | 5.03 |
Een test van de verwerkingssnelheid van het systeem. | |
Permanente PMO | 9.04 |
Een organisatorische eenheid die de besluitvorming faciliteert en de uitvoering ondersteunt en borgt van de veranderingen, die in een organisatie moeten worden doorgevoerd. | |
Personeelsbeleid | 10.02 |
Dat onderdeel van het ondernemingsbeleid dat direct betrekking heeft op het personeel. | |
Personeelsmanagement | 10.02 |
Het besturen en leidinggeven aan het personeelsbeleid. | |
Persoonlijke ethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande de verschillende waarden en normen die een rol spelen bij de morele keuzen die door een persoon zelf worden gemaakt. | |
Persoonlijke macht | 11.04 |
Macht die wordt verkregen door de competenties van de persoon in kwestie. Persoonlijke macht is onder te verdelen in referentie-, informatie- en deskundigheidsmacht. | |
PESTLE | 11.04 |
Een acroniem van zes (machts-)gebieden: Political, Economical, Sociological, Technical, Legal en Environmental. | |
PESTLE-analyse | 11.04 |
Een analysemethode om omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben op een organisatie in kaart te brengen. | |
Pilot | 9.04 |
Een proefperiode om te testen of een concept functioneert. | |
Plan | 6.04 |
Document dat beschrijft wie, waar, wanneer en hoe wat moet realiseren om een beoogd resultaat of doel te realiseren. | |
Plan postinvesteringsbeoordeling | 6.06 |
Een plan voor de uitvoering van de postinvesteringsbeoordeling. | |
Planmatig werken | 3.00 |
Het uitvoeren van werkzaamheden gebaseerd op een plan. | |
Plannen | 6.04 |
Het maken van een plan. | |
Planning (tijdplan) | 5.04 |
Schema van activiteiten en gebeurtenissen in de tijd. | |
Planning poker | 5.05 |
Een specifieke techniek voor het schatten van waarden door een groep, waarbij alle partijen een gelijkwaardige stem hebben. | |
Planningshorizon | 5.04 |
De tijdsperiode waarvoor een accurate en betrouwbare planning kan worden opgesteld. | |
Planningspakket (WBS) | 5.02 |
Een WBS-element waarvan de noodzaak en de kenmerken bij het opstellen van de WBS nog niet duidelijk zijn, maar die al wel worden geidentificeerd ('pro-forma'-producten) | |
Platte organisatie | 10.01 |
Een organisatie met relatief weinig managementlagen. | |
PMO | 9.04 |
Het acroniem voor een project, programma of portfolio management office en staat voor project-, programma- of portfoliobureau. | |
Politieke sensitiviteit | 8.05 |
De gevoeligheid voor de interne verhoudingen voor het realiseren van besluitvorming in de organisatie. | |
Portfolio | 9.03 |
Het geheel van initiatieven in een organisatie om één of meerdere strategische bedrijfsdoelen te realiseren. | |
Portfolio-opdrachtgever | 9.03 |
De persoon die naar het hoogste management van de organisatie eindverantwoordelijk is voor het realiseren van de bedrijfsdoelen van de portfolio. | |
Portfolio-organisatie | 9.03 |
Een permanente organisatie om de doelstellingen binnen een portfolio te realiseren. Een portfolio-organisatie bestaat uit de portfolioopdrachtgever met de stuurgroep en de portfoliomanager, het portfoliobureau en een kenniscentrum. | |
Portfoliobureau | 9.03 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor een portfolio. | |
Portfoliomanagement | 9.03 |
Het beheersen van en leidinggeven aan een portfolio. | |
Portfoliomanager | 9.03 |
De manager die de dagelijkse leiding heeft over de portfolio. | |
Portfoliostuurgroep | 9.03 |
Hoogste overlegorgaan binnen de portfolio die de portfolio-opdrachtgever in de besluitvorming ondersteunt. | |
Positioneel onderhandelen | 8.06 |
Het onderhandelen gericht op het neerzetten van standpunten en het realiseren van posities. | |
Positionele macht | 11.04 |
Macht die wordt verkregen door iemands positie in de organisatie. Positionele macht is onder te verdelen in legitieme, belonings- en strafmacht en connectiemacht. | |
Post onvoorzien | 5.06 |
Een specifieke managementreserve. | |
Postinvestmentreview (PIR) | 5.07 |
De beoordeling of de beoogde baten inderdaad zijn gerealiseerd zoals die zijn gedefinieerd in de business case. | |
Postprojectbeoordeling | 5.07 |
Zie postinvesteringsreview. | |
PPP-implementatie | 9.04 |
Het proces van het opzetten en voortdurend verbeteren van project-, programma- en portfoliomanagement in organisaties. | |
Preambule | 6.01 |
Een beding in het contract waarin wordt vastgelegd dat de achtergrond, aanleiding en datgene wat de partijen met de overeenkomst willen bereiken. | |
Precedence-chart | 5.04 |
Een tekentechniek om het kritieke pad te berekenen, waar de activiteiten als knooppunten en de relaties als verbindende pijlen worden weergegeven. | |
Precontractuele fase | 6.01 |
De precontractuele fase is de fase in onderhandelingen voorafgaand aan het daadwerkelijke sluiten van een contract. | |
Premortem-analyse | 4.05 |
Een risico-identificatietechniek die uitgaat van de veronderstelling dat een project faliekant is mislukt. | |
Presentatie | 7.03 |
Een mondelinge informatieoverdracht aan een groep van toehoorders, die doorgaans visueel wordt ondersteund. | |
Prestatiemanagement | 9.01 |
Het deel van het management dat gericht is op het sturen van de organisatie door het systematisch vertalen van de strategie via prestatie-indicatoren naar bedrijfsprocessen, gevolgd door het volgen en bewaken van deze bedrijfsprocessen op basis van die prestatie-indicatoren. | |
Primair proces | 10.01 |
Het doelgerichte systeem van activiteiten dat de organisatie legitimeert en waaraan zij haar bestaansreden ontleent. | |
Principieel onderhandelen | 8.06 |
Het onderhandelen gericht op het bereiken van een win-winakkoord. | |
Prioriteit | 6.02 |
Een maat van het belang van een issue voor het realiseren van de doelstellingen. | |
Privaat-, burgerlijk of civiele recht | 11.03 |
Het recht dat regels geeft met betrekking tot de verhouding tussen burgers onderling. | |
Privaat-publieke samenwerking (PPS) | 9.02 |
Een samenwerking tussen private en publieke partijen in een multi-organisatieprogramma. | |
Proactieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit situatieonderzoeken teneinde reactieve vraagstukken te voorkomen. | |
Procedure | 5.03 |
Een reeks instructies die in volgorde moeten worden uitgevoerd. | |
Proces | 5.03 |
Het geheel van samenhangende activiteiten die nodig zijn om een bepaalde doelstelling te realiseren. | |
Proces verbaal van oplevering | 6.06 |
De vastlegging van de juridische oplevering van het projectresultaat. | |
Procesconsultatie | 8.01 |
Het zodanig opbouwen van een relatie met de klantorganisatie dat deze in staat wordt gesteld vraagstukken uit de interne en externe omgeving waar te nemen, te begrijpen en erop te acteren, waardoor beoogde verbeteringen van de grond kunnen komen. | |
Proceskwaliteit | 5.03 |
De mate waarin het geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een proces. | |
Procuratie | 5.06 |
De bevoegdheid financiële verplichtingen aan te gaan. | |
Product | 5.02 |
Iedere input of output van een proces. | |
Product Backlog | 9.05 |
Het geheel van functionaliteiten waar het op te leveren product uiteindelijk aan moet voldoen. | |
Productbeschrijving | 5.02 |
de beschrijving van een product inclusief door wie en op welke wijze het product zal worden beoordeeld en goedgekeurd. | |
Productdecompositiestructuur (PDS) | 5.02 |
Een hiërarchische decompositie van de benodigde en te realiseren producten in een plan. | |
Producteigenaar | 9.05 |
Degene die namens de klant verantwoordelijk is voor het specificeren en prioriteren van de functionaliteiten. | |
Productiviteit | 8.05 |
De hoeveelheid werk die in een bepaalde periode is verzet. | |
Productkwaliteit | 5.03 |
De mate waarin het geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een product. | |
Productlevenscyclus | 3.00 |
De totale tijdspanne van een product, vanaf het eerste idee, via realisatie, gebruik, verbetering tot en met ingebruikname en sloop. | |
Productstatusoverzicht | 6.02 |
Een rapportage van de status van alle producten. Het bevat onder meer informatie over de huidige status, de vorige status en de doorgevoerde en geplande wijzigingen. | |
Productstroomschema | 5.02 |
De schematische weergave van de volgtijdelijke afhankelijkheden van de te realiseren producten in een plan. | |
Programma | 9.02 |
Een tijdelijke organisatie, ingericht om een geheel van projecten en lijnactiviteiten te coördineren, aan te sturen en te bewaken om uitkomsten en baten te realiseren die een bijdrage leveren aan één of meer strategische doelen van een organisatie. | |
Programma van eisen | 4.04 |
Het totaal van eisen en wensen waaraan een product moet voldoen. | |
Programmabureau | 9.02 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor een programma. | |
Programmalevenscyclus | 9.02 |
De totale tijdspanne van een programma vanaf de programmaopdracht tot en met de afsluiting van het programma. | |
Programmamanagement | 9.02 |
Het besturen van en leidinggeven aan een programma. | |
Programmamanager | 9.02 |
De persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het programma. | |
Programmaopdrachtgever | 9.02 |
De persoon die het hoogste management van de bedrijfsorganisatie vertegenwoordigt binnen het programma en eindverantwoordelijk is voor het realiseren van de overeengekomen doelstellingen en de verwachte baten. | |
Programmaorganisatie | 9.02 |
Een tijdelijke organisatie om een programma te realiseren. De programmaorganisatie bestaat uit de programmaopdrachtgever met de stuurgroep en de programmaborging, de programmamanager, de bedrijfsverandermanagers en het programmabureau. | |
Programmaplan | 9.02 |
Plan op hoofdlijnen dat beschrijft hoe het programma wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Programmastuurgroep | 9.02 |
Hoogste overlegorgaan binnen het programma. Ondersteunt de programmaopdrachtgever in de besluitvorming. | |
Project | 3.00 |
Een tijdelijke organisatie om binnen gestelde condities een vooraf gedefinieerd resultaat op te leveren. | |
Project Start Up (PSU) | 5.01 |
Een workshop met als doel de verwachtingen en visies van de belanghebbenden vast te stellen en de inhoud en de aanpak van het project met elkaar af te stemmen. | |
Project(en)bureau | 4.03 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor één of meerdere projecten. | |
Projectaanpak | 4.01 |
De beschrijving op hoofdpunten hoe de op te leveren resultaten worden gerealiseerd. | |
Projectaanpak | 4.06 |
De beschrijving op hoofdpunten hoe de op te leveren resultaten worden gerealiseerd. | |
Projectaanvraag | 4.01 |
Het verzoek van de opdrachtgever aan de projectmanager om de projectvoorbereidingsfase op te starten. | |
Projectadministratie | 5.06 |
De formele administratie van het project. | |
Projectbeheersing | 3.00 |
Het geheel van activiteiten om de uitvoering van het project op een beheerste manier te laten verlopen. | |
Projectbeheersing | 6.04 |
Het geheel van activiteiten om de uitvoering van het project op een beheerste manier te laten verlopen. | |
Projectbeoordeling | 5.01 |
De beoordeling van het project als geheel om te besluiten de (verdere) uitvoering van het project te autoriseren. | |
Projectbeslissing | 4.01 |
De beslissing van de opdrachtgever om de projectdefinitiefase te autoriseren. | |
Projectbeslissing (Decision to Fund) | 5.01 |
De beslissing om de uitvoering van het project te autoriseren. | |
Projectbeslissing (Decision to Justify) | 4.01 |
De autorisatie van de opdrachtgever aan de projectmanager om de projectdefinitiefase uit te voeren | |
Projectbesturing | 4.03 |
De tijdelijke organisatie waarin de projectbeslissingen worden genomen. De projectbesturing omvat de projectopdrachtgever, de projectstuurgroep en de projectborging. | |
Projectborging | 4.03 |
De verantwoordelijkheid van de afzonderlijke leden van de stuurgroep om zeker te stellen dat het project op correcte wijze wordt uitgevoerd en dat de projectdoelstellingen worden gerealiseerd. | |
Projectbuffer | 5.05 |
De reserve op het eind van het kritieke pad als buffer tussen de geplande einddatum van de activiteiten en de datum van oplevering | |
Projectcoordinatiestructuur | 10.01 |
Een structurering waarbij projecten vrijwel geheel in de lijn worden uitgevoerd. | |
Projectdefinitie | 4.01 |
Een beschrijving van het project. | |
Projectdefinitiefase | 5.01 |
De eerste fase van het project waarin de basis wordt gelegd voor de uitvoering. | |
Projectdoel | 4.04 |
Het te realiseren organisatiedoel ofwel het effect dat de opdrachtgever met de op te leveren resultaten wil bereiken. | |
Projectdoelstelling | 4.04 |
Het binnen de gestelde criteria en restricties realiseren van het projectresultaat. | |
Projectdossier | 6.03 |
Het dossier waar alle voor de beheersing en beoordeling van het totale project relevante managementdocumenten in worden opgeslagen. | |
Projectdossierstructuur | 6.03 |
De indeling van de verschillende dossiers waar de documenten in worden opgeslagen. | |
Projecteindrapport | 6.04 |
Een rapport dat op het einde van het project wordt opgesteld met de status van het project bij afsluiting van het project, het projectverloop en de evaluatie van de resultaten van het project afgezet tegen het oorspronkelijke plan. | |
Projecteindrapport | 6.06 |
Een rapport dat op het einde van het project wordt opgesteld met de status van het project bij afsluiting van het project, het projectverloop en de evaluatie van de resultaten van het project afgezet tegen het oorspronkelijke plan. | |
Projectevaluatie | 6.06 |
Een evaluatie van uitgevoerde activiteiten in en daarmee samenhangende resultaten van een project om verbeterpunten en daarmee samenhangende actiepunten te kunnen definieren. | |
Projectissue | 6.02 |
Een aandachtspunt dat relevant kan zijn voor het project en niet is voorzien en dat managementaandacht vereist om opgelost of afgehandeld te worden. | |
Projectlevenscyclus | 5.07 |
De totale tijdspanne van een project vanaf de projectopdracht tot en met de projectafsluiting. | |
Projectlocatie | 5.03 |
De plaats of plaatsen waar de werkzaamheden voor het project worden uitgevoerd. | |
Projectmanagement | 3.00 |
Het geheel van leidinggevende taken die nodig is om het projectresultaat op te leveren. Het projectmanagement omvat het plannen, organiseren, controleren en besturen van alle aspecten van het project en het motiveren van alle bij het project betrokken personen. | |
Projectmanagementhandboek | 9.04 |
Een document waarin de richtlijnen en instructies zijn vastgelegd voor projectmatig werken, die moeten worden opgevolgd in een organisatie. | |
Projectmanagementplan | 5.01 |
Het plan dat beschrijft hoe het project wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Projectmanagementstructuur | 4.03 |
De structuur van de projectaansturing. De projectmanagementstructuur kent vier lagen: (1) het verantwoordelijke bedrijfs- of programmamanagement, (2) de projectopdrachtgever met de eventuele stuurgroep en de projectborging, (3) de projectmanager en de projectsupport en (4) de teammanagers. | |
Projectmanagementsucces | 4.06 |
De mate waarin alle relevante belanghebbenden tevreden zijn over het optreden van de projectmanager. | |
Projectmanagementteam | 4.03 |
De personen die de projectmanager assisteren bij het leiden van het project, dus de teammanagers en de projectsdupport. | |
Projectmanager (projectleider) | 4.03 |
De persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het project. | |
Projectmandaat | 4.01 |
De autorisatie van het bedrijfs- of programmamanagement aan de opdrachtgever om het project te initiëren. | |
Projectmatig werken | 3.00 |
Het planmatig uitvoeren van werkzaamheden in een project. | |
Projectmatrixstructuur | 10.01 |
Een structuur waarbij de rolverdeling van de operationele, functionele en hiërarchische baas voor de projectleden gescheiden is. | |
Projectopdracht | 4.01 |
De beschrijving van de opdracht van het project, welke als basis dient voor de uitvoering van de projectdefinitiefase. | |
Projectorganisatie | 4.03 |
Een tijdelijke organisatie om een project te realiseren. De projectorganiisatie omvat de projectmanager, het projectmanagementteam en het projectteam. | |
Projectorganogram | 4.03 |
De schematische voorstelling van de projectorganisatie. | |
Projectplan | 6.04 |
Plan dat beschrijft hoe het project wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Projectresultaat | 5.02 |
Het geheel van de door het project op te leveren producten en diensten. | |
Projectrisico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen die gevolgen kunnen hebben voor het realiseren van de projectdoelstellingen. | |
Projectstructuur | 5.02 |
De schematische weegave van de producten en/of activiteiten van een project. | |
Projectstructuurcodering | 5.02 |
de logische codering van alle elementen in een WBS. | |
Projectsucces | 4.06 |
De mate waarin het projectresultaat de belanghebbenden tevreden stelt. | |
Projectsucces- en faalcriterium | 4.06 |
Een aspect waarop in belangrijke mate het succes of falen van het project wordt afgemeten door de diverse betrokkenen. | |
Projectsupport | 4.03 |
De ondersteuning van de projectmanager en de teammanager door bepaalde administratieve diensten te verrichten en specialistische ondersteunende taken uit te voeren. | |
Projectsupport | 5.01 |
Een administratieve rol binnen het projectmanagementteam, die de projectmanager ondersteunt door bepaalde administratieve diensten te verrichten en specialistische ondersteunende taken uit te voeren | |
Projectteam | 4.03 |
De projectmedewerkers die tezamen de specialistenwerkzaamheden uitvoeren en het projectresultaat realiseren | |
Projectuitvoeringsfase | 6.04 |
De fase(n) waarin het projectresultaat wordt ontwikkeld en gerealiseerd. | |
Projectverantwoording | 6.06 |
Een verantwoording van de projectmanager aan de opdrachtgever/stuurgroep over de aanpak en de gerealiseerde resultaten van het project. | |
Projectvoorbereidingsfase | 4.01 |
De periode voorafgaand aan het project waarin de projectopdracht wordt geformuleerd en overeengekomen. | |
Protocol van oplevering | 6.06 |
Zie proces verbaal van oplevering | |
Prototyping | 8.04 |
Het opstellen van een model of prototype om een oplossing te beoordelen. | |
Publiekrecht | 11.03 |
Het recht dat regels geeft met betrekking tot de bevoegdheden van overheidsorganen en over de onderlinge verhouding tussen de verschillende overheden. |
Q
R
Raakvlak project | 4.01 |
---|---|
De afhankelijkheid van een ander initiatief waarmee rekening gehouden dient te worden. | |
Raakvlakken (systemen) | 10.01 |
Een systeemgrens, waarbij verschillende (sub)systemen/elementen invloed op elkaar kunnen uitoefenen | |
Raamcontract | 6.01 |
Een contract waarbinnen deelopdrachten kunnen worden verstrekt. | |
RACI-model | 4.03 |
Een verantwoordelijkheidsmatrix met een toedeling van de verantwoordelijkheden Responsible, Accountable, Consulted en Informed. | |
RAG-code | 6.04 |
Een acroniem voor Red-Amber-Green en geeft aan hoe een status wordt beoordeeld op basis van de kleuren van een verkeerslicht. | |
Randvoorwaarde | 4.01 |
Een fundamenteel aspect dat aanwezig of gereed moet zijn voordat kan worden gestart of voordat de werkzaamheden kunnen worden vervolgd. | |
Rapport | 7.03 |
Schriftelijk verslag. | |
Rapport maken | 7.03 |
Een techniek waarbij de luisteraar al dan niet onbewust op dezelfde golflengte van de spreker gaat zitten door bijvoorbeeld hetzelfde taalgebruik te hanteren en eenzelfde houding aan te nemen. | |
Rapportagestructuur | 4.03 |
Het raamwerk wie aan wie rapporteert. | |
Rapporteren | 7.03 |
Het mondeling of schriftelijk verslag doen. | |
Rationeel-emotieve therapie (RET) | 7.01 |
Een vorm van coaching die ervan uitgaat dat het niet de problemen zijn die het ons moeilijk maken, maar dat het de wijze is waarop we daarna kijken. | |
Rationele intelligentie (IQ) | 7.01 |
Het vermogen logisch te redeneren, te analyseren en te verklaren. | |
Reactieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit gestructureerde informatieverzamelingen en oorzaakanalyses. | |
Rechtsleer | 11.03 |
Het geheel van geschriften gewijd aan de uitleg van het recht door gezaghebbende auteurs. | |
Reële optie-analyse | 9.01 |
Een investeringsanalyse die uitgaat van de opties en hun potentie die zich kunnen voordoen gedurende de realisatie van die investering. | |
Regelend recht | 11.03 |
Het recht waarop partijen in onderlinge overeenstemming mogen afwijken (in privaatrecht ook wel het aanvullend recht genoemd). | |
Regiecontract | 6.01 |
Een contract waarbij werkzaamheden worden verricht tegen een vaste vergoeding per eenheid, die alle projectkosten dekt inclusief een toeslag of winstpercentage. | |
Regressietest | 5.03 |
Een test of alle onderdelen van het systeem na een aanpassing nog goed functioneren. | |
Relatieve slip-chart | 6.04 |
Een slip-chart waarbij het nog benodigde percentage van een meetwaarde wordt afgezet ten opzichte van het originele plan. | |
Release | 9.05 |
De verzameling van producten bij een gefaseerde overdracht, die als een eenheid wordt gemanaged, getest en geimplementeerd. | |
Rentabiliteit | 10.03 |
Het rendement op het geïnvesteerd vermogen. | |
Request for Information (RFI) | 6.01 |
Een verzoek om informatie. | |
Request for Proposal (RFP) | 6.01 |
Een verzoek om een uitgebreide aanbieding te doen. | |
Request for Quotation (RFQ) | 6.01 |
Een verzoek om een prijsopgave. | |
Reserve | 10.03 |
Niet aan de aandeelhouders uitbetaalde deel van de winst. | |
Respect | 11.05 |
Waardering, achting of eerbied hebben voor iemand om zijn kwaliteiten of vaardigheden. | |
Responsibility-Assignment Matrix (RAM) | 5.06 |
Een matrix welke een overzicht geeft wie in een project verantwoordelijk is voor de realisatie van de verschillende werkpakketten. | |
Resterend risico of kans | 4.05 |
Het overgebleven risico of kans nadat risico- of kansmaatregelen zijn uitgevoerd. | |
Restpunt | 6.06 |
Een gebrek of omissie die is vastgesteld tijdens de opname en die nog verholpen dient te worden. | |
Restpuntenlijst | 6.06 |
Een lijst met alle gebreken die tijdens de oplevering zijn geconstateerd en die nog moeten worden verholpen. | |
Resultaat (netto winst) na belasting | 10.03 |
Resultaat voor belasting minus vennootschapsbelasting. | |
Resultaat (netto winst) voor belasting | 10.03 |
Bedrijfsresultaat minus financiële baten en lasten. | |
Resultaatgerichtheid | 8.05 |
De aandacht van personen en/of een team op de te realiseren doelen. | |
Resultaatverplichting | 6.01 |
Een verplichting om een vooraf gedefinieerd resultaat in een bepaalde tijd en tegen een bepaalde vergoeding op te leveren. | |
Retorische vraag | 7.03 |
Een vraag waar je zelf helemaal geen antwoord op verwacht, hooguit een instemmend gebrom. | |
Retrospective | 9.05 |
De evaluatie op het einde van een Sprint (timebox). | |
Return on Investment (ROI) | 9.01 |
De netto winst / investering. | |
Revisiedocumenten | 6.06 |
Specialistendocumenten die aangeven hoe het eindresultaat daadwerkelijk is geworden. | |
Risico | 4.05 |
Een situatie of gebeurtenis die zich in de toekomst kan voordoen en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor het project. | |
Risico- en kans decompositie | 4.05 |
Een hierarchische uitsplitsing van mogelijke risico's en kansen. | |
Risico- en kansaversie | 4.05 |
De mate waarin de opdrachtgever/ het hoger management niet bereid in om risico's te nemen en kansen te pakken. | |
Risico- en kansbereidheid | 4.05 |
De mate waarin de opdrachtgever/het hoger management bereid in om risico's te nemen en kansen te pakken. | |
Risico- en kansblootstelling | 4.05 |
De mate waarin het project aan risico’s en kansen is blootgesteld. | |
Risico- en kanscategorie | 4.05 |
Een categorie van risico's- en kansen waarin risico's- en kansen kunnen worden geclassificeerd. | |
Risico- en kanseigenaar | 4.05 |
Een persoon verantwoordelijk voor het managen van een individueel toegewezen risico of kans. | |
Risico- en kanshorizon | 4.05 |
De tijdsperiode waarin een risico of kans kan optreden. | |
Risico- en kanslogboek | 4.05 |
Zie risico- en kanslogboek. | |
Risico- en kansmaatregel | 4.05 |
Een actie om de blootstelling aan risico’s en de mogelijkheid om kansen te realiseren op een voor de organisatie acceptabel niveau te brengen. | |
Risico- en kansmaatregelcategorie | 4.05 |
Een categorie van risico- en kansmaatregelen waarin risico- en kansmaatregelen kunnen worden geclassificeerd. | |
Risico- en kansprofiel | 4.05 |
Een grafische weergave van de waarschijnlijkheid en de impact van de geidentificeerde risico’s en kansen. | |
Risico- en kansregister | 4.05 |
Een logboek van de geïdentificeerde risico’s en kansen, inclusief de bijbehorende status, geschiedenis en risico- en kansmaatregelen. | |
Risico- en kanstolerantie | 4.05 |
De grenswaarde van een risico of kans waarboven naar het naasthogere management over dat risico of die kans moet worden geëscaleerd. | |
Risico- en kanstolerantielijn | 4.05 |
De lijn in het risico- en kansprofiel die aangeeft welke combinatie van waarschijnlijkheid en impact wel en niet binnen de risico- en kanstolerantie vallen. | |
Risico-actiehouder | 4.05 |
Een persoon verantwoordelijk voor het uitvoeren van een risico- of kansmaatregel als deze maatregel niet kan worden uitgevoerd door de risico-of kanseigenaar. | |
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) | 11.01 |
Een verplichte inventarisatie en evaluatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico's in het kader van de Arbowet. | |
Risicobudget | 4.05 |
Een reserve voor te maken kosten als specifieke vooraf voorziene risico’s optreden. | |
Risicomanagement | 4.05 |
Het geheel van managementactiviteiten om kansen en risico’s te beheersen. | |
Risicomanagementstrategie | 4.05 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van risico’s en kansen. | |
Rol | 4.03 |
Een samenhangend pakket aan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die door een of meer personen vervuld kan worden. | |
Rolbeschrijving | 4.03 |
De beschrijving van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor een specifieke rol. | |
Rolinhoud | 8.02 |
De taakuitvoering, gedrag, houding en uiterlijke kenmerken die horen bij de uitvoering van een bepaalde rol. | |
Rolopvatting | 8.02 |
De persoonlijke wijze waarop iemand invulling geeft aan de rolinhoud. | |
Rolvermenging | 8.02 |
Het onbewust overnemen (van delen) van de rolinhoud van anderen. | |
Rolverwachting | 8.02 |
De impliciete en expliciete verwachtingen van de omgeving ten aanzien van de manier waarop de rolinhoud vorm en inhoud behoort te krijgen. | |
Routinematig werken | 3.00 |
Het uitvoeren van werkzaamheden volgens vaste procedures en instructies. | |
Ruis | 7.03 |
Al datgene wat de communicatie verstoort. | |
Run chart | 5.03 |
Een visualisering van waarnemingen in de tijd. |
S
Scatter diagram | 5.03 |
---|---|
Een visualisering van waarnemingen van twee variabelen ten opzichte van elkaar. | |
Scenarioanalyse | 4.05 |
Een inschatting van de ontwikkeling uitgaande van verschillende condities (scenario's). | |
Scenarioplanning | 4.05 |
De scenarioanalyse en het definiëren en plannen van acties die moeten worden genomen om adequaat te kunnen anticiperen op de mogelijke scenario’s. | |
Scenarioplanning | 8.04 |
Een inschatting van de ontwikkeling uitgaande van verschillende condities (scenario's). | |
Sceptisch standpunt | 4.05 |
Het kritisch analyseren van uitkomsten van waarschijnlijkheidsberekeningen. | |
Schatten | 5.06 |
Het bij benadering bepalen van een waarde. | |
Schattingsmethoden | 5.05 |
Technieken om een goede schatting te kunnen maken. | |
Scope | 5.02 |
het totaal van de op te leveren producten, diensten en uit te voeren activiteiten. | |
Scope creep | 5.02 |
Een langzame en bijna ongemerkte uitbreiding van de scope, zonder dat de nieuwe scope expliciet wordt vastgesteld. | |
Scrum | 9.05 |
Een specifieke agile-methode voor procesontwikkeling. | |
Scrum bord | 9.05 |
Het takenbord waarop het nog uit te voeren werk, het onderhanden werk en het gerede werk in een Sprint wordt aangegevan. | |
Scrum ceremonie | 9.05 |
Een gedefinieerde bijeenkomst in de methode Scrum. | |
Scrum-of-Scrums | 9.05 |
Het overleg tussen verschillende Scrum-teams om het werk inhoudelijk op elkaar af te stemmen. | |
Scrummaster | 9.05 |
Een dienend leider die verantwoordelijk is voor het Scrum proces. | |
Secundair risico of kans | 4.05 |
Gevolgrisico of -kans | |
Selectiecriteria | 6.01 |
Criteria waarop gekwalificeerde partijen worden geselecteerd om uit te nodigen voor een aanbieding of offerte. | |
Selectieve perceptie | 7.03 |
Een vorm van interne ruis waarbij de ontvanger slechts dat waarneemt wat appelleert aan zijn gevoels- en overtuigingswereld. | |
Senior vertegenwoordiger van de gebruiker | 4.03 |
De rol die de gebruikers vertegenwoordigt in de stuurgroep. | |
Senior vertegenwoordiger van de leverancier | 4.03 |
De rol die de leveranciers vertegenwoordigt in de stuurgroep. | |
Service level agreement (SLA) | 6.06 |
Een overeenkomst tussen een leverancier en en klant over diensten die door de leverancier aan de klant worden geleverd. | |
Short list | 6.01 |
Een lijst van uit te nodigen partijen om een aanbieding of offerte in te dienen. | |
Single loop leren | 10.02 |
Het leren via instructies hoe iets gedaan moet worden. | |
Slipchart | 6.04 |
Een grafische weergave van een verwachte waarde zoals die op verschillende momenten in de tijd werd ingeschat afgezet ten opzichte van het originele plan. | |
SMART | 6.04 |
Een encroniem voor het maken van goede afspraken en staat voor Specifiek - Meetbaar - Acceptabel - Realistisch - Tijdgebonden. | |
Sociale sensitiviteit | 8.05 |
De gevoeligheid voor de interne verhoudingen met betrekking tot de sociale en culturele verschillen tussen de verschillende personen en groeperingen en de daaruit mogelijk voortvloeiende discriminatie en subtielere achterstellende mechanismen. | |
Solvabiliteit | 10.03 |
De mate waarin een onderneming in geval van liquidatie in staat is aan haar verplichtingen te voldoen. | |
Span of control | 10.01 |
Het maximaal aantal personen dat effectief direct kan worden aangestuurd. | |
Spanning | 7.01 |
Een toestand van grote aandacht, meestal bij onzekerheid over de afloop van een gebeurtenis. | |
Specialistendocument | 6.03 |
Een document dat tijdens het project wordt opgesteld om het eindresultaat te realiseren. | |
Specialistendossier | 6.03 |
Het dossier dat de inhoudelijke documentatie omvat. | |
Specialistenproduct | 5.02 |
Een product dat moet worden gerealiseerd om het projectresultaat op te kunnen leveren conform de specificaties. | |
Specificatie | 4.04 |
Een gedetailleerde beschrijving van de criteria waar een product aan voldoet c.q. moet voldoen. | |
Spiegelgesprek | 8.04 |
Een (groeps)gesprek waarin feedback en informatie wordt verkregen in een directe confrontatie van luisteren en doorvragen. | |
Sponsor | 9.02 |
Een vertegenwoordiger van het hoogste management in een organisatie, die het project ondersteunt. | |
Sponsorgroep | 9.02 |
Entiteit die het programma initieert en beëindigt en de uiteindelijke budgetten goedkeurt. | |
Sprint | 9.05 |
Een vaste tijdsperiode (timebox) van 1 tot 4 weken waain een werkend stuk software moet worden opgeleverd. | |
Sprint Backlog | 9.05 |
Het geheel aan functionaliteiten die in de komende Sprint moet worden ontwikkeld. | |
Sprint Planning Meeting | 9.05 |
De workshop na de Start of Sprint waarin het Ontwikkelteam het benodigde werk voor de komende Sprint plant. | |
Sprint Review | 9.05 |
De afsluitende workshop in een Sprint waarin de gerealiseerde producten worden gepresenteerd aan en getest worden door de gebruikers. | |
Staande organisatie | 10.01 |
De permanente organisatie waarbinnen het project/programma zich afspeelt. | |
Stafafdeling | 10.01 |
Een afdeling die de leiding ondersteunt in haar managementtaken. | |
Stakeholder | 4.02 |
Zie belanghebbende. | |
Stakeholder(management)strategie | 4.02 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het betrekken van de belanghebbenden en managen van de verwachtingen. | |
Standaard | 5.03 |
Een geheel van verantwoordelijkheden, processen, procedures en technieken voor algemeen en herhaald gebruik met de bedoeling hierin zo veel mogelijk orde te scheppen. | |
Standaardafwijking | 5.04 |
Een maat voor de spreiding van een reeks waarden, zijnde in een grafische weergave waar de bolling van de curve overgaat in een holling. | |
Start of Sprint (SoS) | 9.05 |
De workshop bij de start van de Sprint waarin de Producteigenaar de in die Sprint te ontwikkelen functionaliteiten toelicht aan de hand van User Stories. | |
Stijlflexibiliteit | 8.06 |
Het kunnen variëren in gedrag, teneinde effectief invloed uit te oefenen op de belangensfeer, de machtssfeer, het onderhandelingsklimaat, de flexibiliteit en de opstelling van de onderhandelaars. | |
Strategie | 9.01 |
De manier waarop een organisatie haar doelen wil bereiken. | |
Strategiekaart | 9.01 |
Een visualisering hoe een organisatie waarde kan creëren door de strategische doelen door middel van oorzaak- en effectrelaties met elkaar te verbinden. | |
Streefpunt onderhandeling | 8.06 |
De uitkomst die je hoopt te bereiken als resultaat van de onderhandeling. | |
Stress | 7.01 |
Een langdurige of plotseling heftige verstoring van het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid. | |
Stressmanagement | 7.01 |
Een geheel van technieken en therapeutische behandelingen gericht op het verminderen van fysieke, emotionele en rationele spanning. | |
Stresstest | 5.03 |
Een test van het systeem bij een piekbelasting. | |
Strokenplanning | 5.04 |
Zie balkenschema. | |
Stroomdiagram | 5.03 |
Een visualisering van een proces. | |
Studentsyndroom | 5.05 |
De wet die stelt dat mensen pas geneigd zijn te starten met de werkzaamheden als de start van de werkzaamheden kritiek wordt. | |
Succes- en faalfactor | 4.06 |
Een aspect die een sterke invloed heeft op het al dan niet succesvolle verloop van een project. | |
Suggestieve vraag | 7.03 |
Een vraag met een onderhuidse boodschap. | |
Sunk costs | 9.01 |
De kosten die tot nu toe aan een investering zijn besteed. | |
Swim lanes | 5.02 |
Banen in een productstroomschema, waarbij per baan alle producten van dat stroomschema worden getekend die door één en dezelfde partij moeten worden gerealiseerd. | |
SWOT-analyse | 8.04 |
Een analysemethode, waarbij wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden voor de organisatie in zijn omgeving. SWOT is een acroniem voor Strength - Weaknesses - Opportunities - Threads. | |
SWOT-analyse | 9.01 |
Een analysemethode, waarbij wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden voor de organisatie in zijn omgeving. SWOT is een acroniem voor Strength - Weaknesses - Opportunities - Threads. | |
Systeem | 10.01 |
Een geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende elementen. | |
Systeembenadering | 8.04 |
Een werkwijze om verschijnselen te bestuderen als een geheel met een onderlinge samenhang en in wisselwerking met de omgeving. | |
Systeembenadering | 10.01 |
Een werkwijze om verschijnselen te bestuderen als een geheel met een onderlinge samenhang en in wisselwerking met de omgeving. | |
Systeemdenken | 6.05 |
Een benadering waarbij een (deel van een) organisatie of een project beschouwd wordt in termen van een systeem van variabelen die invloed uitoefenen op elkaar. | |
Systeemtest | 5.03 |
Een test van het geheel van alle componenten samen. | |
Systeemtheorie | 10.01 |
Een aanpak om systemen te beschrijven en hun functioneren te bestuderen zonder die entiteit geheel te ontleden. |
T
Team | 8.03 |
---|---|
Een groep mensen die in onderlinge afhankelijkheid samenwerken aan het verwezenlijken van een gemeenschappelijk doel of resultaat. | |
Teambuilding | 8.03 |
Een verzamelnaam voor een reeks groepsactiviteiten, om samenwerking te bevorderen. | |
Teamleren | 6.05 |
Het proces waarbij een team als geheel competenties ontwikkelt die nodig zijn om bepaalde taken te vervullen. | |
Teamlid / teammedewerker | 4.03 |
De leden van een team. | |
Teammanager (teamleider) | 4.03 |
De persoon die verantwoordelijk is voor het realiseren van de specialistenproducten, in overeenstemming met het overeengekomen werkpakket. | |
Teamontwikkelingsfasen | 8.03 |
Opeenvolgende stappen in de groepsontwikkeling van teams, om te komen tot een effectieve uitvoering van samenwerking. | |
Teamplan | 6.04 |
Een (optioneel) plan dat gebruikt als basis voor het opleveren van een Werkpakket. | |
Teamrol | 8.03 |
Een kenmerkend geheel van gedragsopvattingen en -uitingen van een teamlid. | |
Teamwerk | 8.03 |
Het concept dat mensen samenwerken als een team. | |
Technische eis | 4.04 |
Een eigenschap of kenmerk waaraan een functie van het op te leveren product moet voldoen. | |
Terugkoppelende besturing | 10.01 |
Een besturing waarbij de besturing plaatsvindt op de output. | |
Terugvalplan (risico's) | 4.05 |
Een calamiteitenplan dat gericht is op het terugkeren naar de uitgangssituatie in geval bij het doorvoeren van een verandering een calamiteit optreedt. Een terugvalplan is daarmee een bijzonder soort calamiteitenplan. | |
Terugverdientijd | 9.01 |
De periode waarin de investering wordt terugverdiend. | |
Test | 5.03 |
Het beoordelen of een product voldoet door het product onder (verschillende) omstandigheden te gebruiken. | |
Testregister | 5.03 |
Een kwaliteitsregister specifiek voor de uit te voeren testen. | |
THEFD-analyse | 9.03 |
Een multicriteria-analyse om keuzen tussen initiatieven te maken. THEFD is een acroniem en staat voor Tempo, Haalbaarheid, Efficiency, Flexibiliteit en Doelgerichtheid. | |
Tijdelijke PMO | 5.01 |
Zie projectsupport. | |
Tijdmanagement | 7.01 |
Het managen van je eigen beschikbare tijd om zo'n effectief mogelijke manier. | |
Timeboxing | 5.04 |
Een fasering waarbij het projectresultaat in vaste tijdsblokken incrementeel wordt opgeleverd. | |
Toevoeging reserves | 10.03 |
Bedrag wat in het boekjaar wordt toegevoegd aan de reserves op de balans. | |
Tolerantie | 5.06 |
De overeengekomen ruimte in het plan waarbinnen de verantwoordelijk manager niet naar het naasthogere niveau hoeft te escaleren voor besluitvorming | |
Tolerantie | 6.04 |
De toegestane afwijking van een plan waarbinnen niet naar het bovenliggende managementniveau hoeft te worden geëscaleerd. | |
Totale activa | 10.03 |
Totaal van bezittingen en vorderingen van een onderneming. | |
Totale speling | 5.04 |
De totale hoeveelheid tijd dat een activiteit kan vertragen, zonder dat de totale doorlooptijd van een plan wordt vergroot. | |
Transactieproces | 10.01 |
Een proces dat een ruil teweegbrengt. | |
Transformatieproces | 10.01 |
Een proces dat een verandering van (fysieke) kenmerken teweegbrengt. | |
Transitiemanagement | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om een structurele verandering in een organisatie door te voeren. | |
Triple loop leren | 10.02 |
Het leren hoe te leren. | |
Turn-key contract | 6.01 |
Een contract waarbij één enkele firma ervoor zorgt dat een project geheel gebruiksklaar wordt opgeleverd tegen een vaste prijs. | |
Tussenresultaat | 5.02 |
Een specialistenproduct die tijdens het project moet worden opgeleverd om het projectresultaat te kunnen realiseren. | |
Tweede oplevering project | 6.06 |
De afsluitende beoordeling om na te gaan of alle restpunten naar tevredenheid van de klant zijn verholpen. |
U
Uitbesteden | 6.01 |
---|---|
Het verwerven van diensten van derden, waarbij de verantwoordelijkheid voor de realisatie komt te liggen bij de aanbiedende partij. | |
Uitkomst | 9.02 |
Het resultaat van de verandering, welke normaliter wordt beschreven in termen van het effect van de verandering op het uiteindelijke gedrag en de omstandigheden. | |
Uitkomstverwachting onderhandeling | 8.06 |
Wat je denkt te bereiken als resultaat van de onderhandeling. | |
Unanimiteit | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij alle stemmen voor hetzelfde zijn. | |
Unit-test | 5.03 |
Een test van de afzonderlijke componenten. | |
Uren x tarief contract | 6.01 |
Een contract waarbij de werkzaamheden worden vergoed tegen een vast tarief per uur, los van de actuele materiaal en materieelkosten. | |
Uren x tarief met een maximum contract | 6.01 |
Een uren x tarief contract waarbij het totaal niet boven een afgesproken maximum mag uitkomen. | |
Urgentie | 6.02 |
Een maat hoe snel op een issue moet worden gereageerd. | |
User Story | 9.05 |
Een gestructureerde beschrijving wat een functionaliteit omvat en waarom een klant die functionaliteit wil hebben. |
V
Valideren | 5.03 |
---|---|
Het controleren of een meetapparatuur of toetsingskader geschikt is voor zijn toepassing. | |
Variabele kosten | 10.03 |
Kosten die veranderen ten gevolge van een verandering in de bedrijfsdrukte. | |
Variabele kostencalculatie | 10.03 |
Een methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten als productkosten aan de producten/orders worden toegerekend. | |
Variantie | 5.04 |
Een maat voor de spreiding van een reeks waarden, ofwel een maat voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten, is het kwadraat van de standaardafwijking,. | |
Vaste activa | 10.03 |
Activa die een gebruiksperiode hebben van langer dan een jaar. | |
Vaste kosten | 10.03 |
Kosten die niet veranderen ten gevolge van een verandering in de bedrijfsdrukte (zolang de bedrijfsdrukte binnen een bepaalde omvang blijft). | |
Vaste prijs contract | 6.01 |
Een contract waarbij een product of dienst wordt geleverd tegen een vaste prijs. | |
Veiligheid | 11.01 |
De waarborg tegen aantasting van een persoon of object. | |
Velocity | 9.05 |
De hoeveelheid werk dat het Ontwikkelteam in één Sprint kan opleveren. | |
Velocity analyse | 5.05 |
Een schattingsmethode waarin de productiesnelheid van onderdelen ten opzicht van elkaar of ten opzichte van een referentie-onderdeel wordt bepaald. | |
Vennootschapsbelasting | 10.03 |
Te betalen belasting over de nettowinst van de onderneming. | |
Verandermanagement | 6.05 |
Een vorm van management die zich specifiek richt op het doorvoeren van veranderingen in een organisatie. | |
Verantwoordelijkheidsmatrix | 4.03 |
Een matrix met een toedeling van de verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. | |
Verbale communicatie | 7.03 |
Communicatie door middel van woorden en/of geluiden. | |
Verborgen gebrek | 6.06 |
Een gebrek of omissie die tijdens een normale opname niet kan worden geconstateerd. | |
Verdrag | 11.03 |
Een schriftelijke overeenkomst van bindende aard tussen twee of meer staten of volkenrechtelijke instellingen. | |
Vergadering | 7.03 |
Een bijeenkomst van twee of meer personen die binnen een bepaalde tijdspanne bepaalde onderwerpen bespreken om tot een oordeel en/of een besluit te komen. | |
Vergroten (kansmaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een proactieve maatregel om de waarschijnlijkheid en/of het voordeel van een kans te vergroten. | |
Verifieren | 5.03 |
Het controleren of iets voldoet aan de kwalificaties. | |
Verklaring van acceptatie | 6.06 |
Een expliciete verklaring dat het op te leveren product voldoet aan de acceptatiecriteria en geschikt is voor gebruik. | |
Vermijden (risicomaatregel) | 4.05 |
De activiteit waardoor het risico wordt veroorzaakt niet uitvoeren of voortzetten | |
Verminderen impact (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een preventieve maatregel om de impact van het risico te verkleinen. | |
Verminderen waarschijnlijkheid (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een preventieve maatregel om de waarschijnlijkheid van het risico te verkleinen. | |
Verpanding | 5.06 |
Een zekerheidsstelling waarmee een roerende zaak of vordering wordt bezwaard. | |
Versiefasering | 5.04 |
Een fasering waarbij eerst één specifieke versie van het op te leveren product wordt ontwikkeld en ingebruikgenomen voordat opeenvolgende versies worden ontwikkeld. | |
Vervroegde ingebruikname | 6.06 |
Een situatie waarbij de klant (een deel van) het projectresultaat in gebruik neemt, voordat de eigenlijke overdracht heeft plaatsgevonden. | |
Verwachte geldwaarde | 4.05 |
De waarschijnlijkheid maal de financiële impact van een risico of kans. | |
Verwachtingswaarde | 4.05 |
De waarschijnlijkheid maal de impact van een risico of kans. | |
Verwijderen (risicomaatregel) | 4.05 |
Het wegnemen van de risicobron. | |
Vierhoekenbeding | 6.01 |
Een beding in het contract waarin wordt vastgelegd dat alle afspraken ten aanzien van de overeenkomst in het voorliggende contract zijn opgenomen en dat alle overige (eerder gemaakte) afspraken derhalve komen te vervallen, respectievelijk geen rechtskracht meer hebben. | |
Virtueel team | 8.03 |
Een groep mensen die door de tijd, ruimte en organisatorische grenzen heen samenwerken aan resultaten en doelen gebruikmakend van moderne communicatiemiddelen. | |
Visgraatdiagram | 4.05 |
Een visualisering van een oorzaak ten opzichte van meerdere gevolgen of andersom in de vorm van een visgraat. | |
Visie | 9.01 |
Een visionair en ambitieus beeld hoe de organisatie gezien wil worden. | |
Visiedocument | 9.02 |
Een vanuit klantperspectief gerichte omschrijving van wat je wilt bereiken, vastgelegd in een document. | |
Vlottende activa | 10.03 |
Activa die een gebruiksperiode hebben korter dan een jaar. | |
VOF | 6.01 |
Een samenwerking onder gemeenschappelijke naam en risico met een eigen afgescheiden vermogen en eigen personeel. | |
Volwassenheidsniveau organisatie | 9.04 |
De mate waarin een organisatie (een bepaald aspect) op een systematische en effectieve manier kan managen. | |
Voorovereenkomst | 6.01 |
Een opdracht om het 1e gedeelte van het uit te voeren werk uit te voeren apart van de hoofdopdracht, om zo meer tijd te creëren voor het inkoopproces voor de hoofdopdracht. | |
Voorraden | 10.03 |
Grondstoffen, halffabricaten en nog niet verkochte eindproducten. | |
Voorschrift | 5.03 |
Een dwingende bepaling met een wettelijke basis afgegeven door een bestuurlijk gezag. | |
Voortgang | 6.04 |
De mate van de realisatie van de doelstellingen van een plan. | |
Voortgangsrapport | 6.04 |
Een managementproduct waarmee de voortgang en de status van het project worden vastgelegd. | |
Voortgangsrapport | 6.04 |
Een rapport opgesteld door de individuele teammanagers op overeengekomen tijdsintervallen om de projectmanager te informeren over de voortgang van de overeengekomen werkpakketten en de daarbij optredende issues, kansen en risico’s. | |
Voorwaardelijke risico's en kansen | 4.05 |
Risico's en kansen waarvan de waarschijnlijkheid van optreden afhankelijk is van het optreden van andere risico's en kansen. | |
Voorwaartskoppelende besturing | 10.01 |
Een besturing waarbij de besturing plaatsvindt op de input. | |
Voorzieningen | 10.03 |
Reservering voor toekomstige verplichtingen, zoals een pensioenvoorziening. | |
Vorderingen | 10.03 |
Bedragen die klanten nog aan de onderneming moeten betalen excl. BTW. | |
Vormvrije overeenkomst | 11.03 |
Een overeenkomst die tot stand komt op het moment dat partijen een wilsovereenstemming bereiken. | |
Vrije speling | 5.04 |
De totale hoeveelheid tijd die een activiteit kan vertragen, zonder effect te hebben op de opvolgende activiteiten. |
W
Waardeanalyse | 8.04 |
---|---|
Een analysemethode om kosten en functies te optimaliseren. | |
Waardemanagement | 4.04 |
De systematische aanpak om kosten en functies te optimaliseren. | |
Waarschijnlijkheid (van risico's en kansen) | 4.05 |
De relatieve frequentie dat een risico of een kans daadwerkelijk optreedt. | |
Waiver | 6.02 |
De beslissing dat een kwaliteitseis komt te vervallen en niet meer van toepassing is. | |
Wanprestatie | 11.03 |
Een aan één van de partijen in een overeenkomst toe te rekenen tekortkoming. | |
WBS-woordenboek | 5.02 |
Een logboek met een gedetailleerde beschrijving van het werk en de technische documentatie van elk WBS-element | |
Weerstandpunt onderhandeling | 8.06 |
Het punt vlak voor het breekpunt, welke nog slechts een laatste mogelijkheid open laat om de deal te sluiten. | |
Weighted average cost of capita (WACC) | 9.01 |
Het gewogen gemiddelde is van het rentepercentage dat moet worden betaald over het geleende geld (vreemd vermogen) en het gewenste percentage aan dividend dat moet worden uitbetaald aan de aandeelhouders (eigen vermogen). | |
Wens | 4.04 |
Een criterium waaraan niet of ten dele voldaan kan worden om toch tot een aanvaardbare oplossing te komen. | |
Werkdecompositiestructuur (WBS) | 5.02 |
Een productgerichte hiërarchische decompositie van het werk (het geheel van producten) dat moet worden opgeleverd om het projectresultaat te realiseren. | |
Werkpakket (WBS) | 5.02 |
Het geheel van samenhangende werkzaamheden nodig voor het realiseren van één of meer producten. | |
Wet | 11.03 |
De geschreven rechtsregels. | |
Wijziging | 6.02 |
Een verandering van een formeel vastgelegde status. | |
Wijzigingsautoriteit | 4.03 |
De persoon of entiteit die geautoriseerd is wijzigingen en afwijkingen van specificaties af te handelen. | |
Wijzigingsautoriteit | 6.02 |
De persoon of entiteit die geautoriseerd is wijzigingen en afwijkingen van specificaties af te handelen. | |
Wijzigingsbeheer | 6.02 |
Het beheer van (potentiële) wijzigingen en andere projectissues. | |
Wijzigingsbudget | 6.02 |
Een budget gealloceerd aan de wijzigingsautoriteit om het doorvoeren van wijzigingen te financieren. | |
Wijzigingsprocedure | 6.02 |
Een procedure voor het afhandelen van wijzigingsverzoeken. | |
Wijzigingsverzoek | 6.02 |
Een verzoek om een aanpassing van het op te leveren resultaat. | |
Wil | 7.01 |
Het bewuste vermogen om van een gedachte over te gaan naar een handeling. | |
Win-winakkoord | 8.06 |
Een overeenstemming tussen twee of meer verschillende partijen, die voor alle partijen tegemoet komt aan hun essentiële belangen. | |
Winst- en verliesrekening | 10.03 |
Een samenvattend overzicht van alle kosten en opbrengsten gedurende een bepaalde periode. | |
Workshop | 7.03 |
Een participerende werkbijeenkomst, waarin deelnemers op interactieve wijze actief meewerken aan het resultaat. |
X
Y
Z
Zakelijke risico’s en kansen | 4.05 |
---|---|
Risico’s en kansen die met name gevolgen kunnen hebben op het effect dat de klant met het projectresultaat wil bereiken. | |
Zelfbeheersing | 7.01 |
Het op een systematische en gedisciplineerde manier omgaan met stressvolle situaties. | |
Zelfkennis | 7.01 |
Het vermogen om zowel je geestelijke als fysieke mogelijkheden en onmogelijkheden in concrete sitauties in te schatten. | |
Zelfmotivatie | 7.01 |
Het vermogen om zichzelf tot handelen te bewegen en gestelde doelen na te streven. | |
Zelfstandige kostenplaats | 10.03 |
Een bedrijfsonderdeel waar een gemeten prestatie wordt verricht voor een andere kostenplaats. | |
Zintuigelijk verdiepen | 8.04 |
Een techniek waarbij bij een gekozen idee vragen worden gesteld die alle zintuigen prikkelen. | |
Zorgethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch handelen wordt bepaald door het belang van en de zorg voor de naaste. |
Definities per competentiegebied5>
3.00
Projectoriëntatie(C21)
Project | 3.00 |
---|---|
Een tijdelijke organisatie om binnen gestelde condities een vooraf gedefinieerd resultaat op te leveren. | |
Projectmanagement | 3.00 |
Het geheel van leidinggevende taken die nodig is om het projectresultaat op te leveren. Het projectmanagement omvat het plannen, organiseren, controleren en besturen van alle aspecten van het project en het motiveren van alle bij het project betrokken personen. | |
Duivelsdriehoek | 3.00 |
Is de driehoek die visualiseert hoe kwaliteit, tijd en geld in een project zich tot elkaar verhouden. | |
Ijzeren vierkant | 3.00 |
Is de vierkant dat visualiseert hoe kwaliteit, scope, tijd en geld in een project zich tot elkaar verhouden. | |
Improvisatie | 3.00 |
Het ad hoc en zonder voorbereiding uitvoerren van een activiteit. | |
Routinematig werken | 3.00 |
Het uitvoeren van werkzaamheden volgens vaste procedures en instructies. | |
Planmatig werken | 3.00 |
Het uitvoeren van werkzaamheden gebaseerd op een plan. | |
Projectmatig werken | 3.00 |
Het planmatig uitvoeren van werkzaamheden in een project. | |
Projectbeheersing | 3.00 |
Het geheel van activiteiten om de uitvoering van het project op een beheerste manier te laten verlopen. | |
Productlevenscyclus | 3.00 |
De totale tijdspanne van een product, vanaf het eerste idee, via realisatie, gebruik, verbetering tot en met ingebruikname en sloop. |
4.01
Projectvoorbereidingsfase (V101)
Projectvoorbereidingsfase | 4.01 |
---|---|
De periode voorafgaand aan het project waarin de projectopdracht wordt geformuleerd en overeengekomen. | |
Projectmandaat | 4.01 |
De autorisatie van het bedrijfs- of programmamanagement aan de opdrachtgever om het project te initiëren. | |
Projectaanvraag | 4.01 |
Het verzoek van de opdrachtgever aan de projectmanager om de projectvoorbereidingsfase op te starten. | |
Projectopdracht | 4.01 |
De beschrijving van de opdracht van het project, welke als basis dient voor de uitvoering van de projectdefinitiefase. | |
Projectbeslissing | 4.01 |
De beslissing van de opdrachtgever om de projectdefinitiefase te autoriseren. | |
Projectdefinitie | 4.01 |
Een beschrijving van het project. | |
Raakvlak project | 4.01 |
De afhankelijkheid van een ander initiatief waarmee rekening gehouden dient te worden. | |
Beperking | 4.01 |
Een voorwaarde waaraan de uitvoering van een activiteit moet voldoen. | |
Randvoorwaarde | 4.01 |
Een fundamenteel aspect dat aanwezig of gereed moet zijn voordat kan worden gestart of voordat de werkzaamheden kunnen worden vervolgd. | |
Aanname | 4.01 |
Een voorveronderstelling waarvan uit wordt gegaan | |
Projectaanpak | 4.01 |
De beschrijving op hoofdpunten hoe de op te leveren resultaten worden gerealiseerd. | |
Projectbeslissing (Decision to Justify) | 4.01 |
De autorisatie van de opdrachtgever aan de projectmanager om de projectdefinitiefase uit te voeren |
4.02
Belanghebbenden (V121)
Belanghebbende | 4.02 |
---|---|
Een persoon, groep of organisatie die belang of invloed heeft, of meent te hebben, bij een initiatief. | |
Stakeholder | 4.02 |
Zie belanghebbende. | |
Omgeving van een project | 4.02 |
Het geheel van externe factoren en belanghebbenden dat invloed heeft op het project. | |
Analyse belanghebbenden | 4.02 |
Een analyse die omvat de inventarisatie van belanghebbenden, het in kaart brengen van hun onderlinge relaties en het inschatten van hun belang, invloed en hun relatie t.o.v. het project. | |
Krachtenveldanalyse | 4.02 |
Zie analyse belanghebbenden. | |
Stakeholder(management)strategie | 4.02 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het betrekken van de belanghebbenden en managen van de verwachtingen. | |
Communicatieplan | 4.02 |
Een plan dat beschrijft hoe, wanneer en door wie met welke belanghebbenden en met welk doel zal worden gecommuniceerd en de daarbij geraamde kosten en capaciteit. | |
Managen van verwachting | 4.02 |
Het bewust beinvloeden van verwachtingen ten behoeve van het project. |
4.03
Projectorganisatie (V51)
Projectmanagementstructuur | 4.03 |
---|---|
De structuur van de projectaansturing. De projectmanagementstructuur kent vier lagen: (1) het verantwoordelijke bedrijfs- of programmamanagement, (2) de projectopdrachtgever met de eventuele stuurgroep en de projectborging, (3) de projectmanager en de projectsupport en (4) de teammanagers. | |
Projectbesturing | 4.03 |
De tijdelijke organisatie waarin de projectbeslissingen worden genomen. De projectbesturing omvat de projectopdrachtgever, de projectstuurgroep en de projectborging. | |
Projectorganisatie | 4.03 |
Een tijdelijke organisatie om een project te realiseren. De projectorganiisatie omvat de projectmanager, het projectmanagementteam en het projectteam. | |
Projectmanagementteam | 4.03 |
De personen die de projectmanager assisteren bij het leiden van het project, dus de teammanagers en de projectsdupport. | |
Projectteam | 4.03 |
De projectmedewerkers die tezamen de specialistenwerkzaamheden uitvoeren en het projectresultaat realiseren | |
Projectorganogram | 4.03 |
De schematische voorstelling van de projectorganisatie. | |
Rol | 4.03 |
Een samenhangend pakket aan taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden die door een of meer personen vervuld kan worden. | |
Rolbeschrijving | 4.03 |
De beschrijving van de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden voor een specifieke rol. | |
Opdrachtgever | 4.03 |
Degene die namens de klant eindverantwoordelijk is voor het succes van het project en daarmee eigenaar van het project. | |
Senior vertegenwoordiger van de gebruiker | 4.03 |
De rol die de gebruikers vertegenwoordigt in de stuurgroep. | |
Senior vertegenwoordiger van de leverancier | 4.03 |
De rol die de leveranciers vertegenwoordigt in de stuurgroep. | |
Projectborging | 4.03 |
De verantwoordelijkheid van de afzonderlijke leden van de stuurgroep om zeker te stellen dat het project op correcte wijze wordt uitgevoerd en dat de projectdoelstellingen worden gerealiseerd. | |
Projectmanager (projectleider) | 4.03 |
De persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het project. | |
Teammanager (teamleider) | 4.03 |
De persoon die verantwoordelijk is voor het realiseren van de specialistenproducten, in overeenstemming met het overeengekomen werkpakket. | |
Projectsupport | 4.03 |
De ondersteuning van de projectmanager en de teammanager door bepaalde administratieve diensten te verrichten en specialistische ondersteunende taken uit te voeren. | |
Project(en)bureau | 4.03 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor één of meerdere projecten. | |
Wijzigingsautoriteit | 4.03 |
De persoon of entiteit die geautoriseerd is wijzigingen en afwijkingen van specificaties af te handelen. | |
Configuratiemanager | 4.03 |
De persoon die operationeel verantwoordelijk is voor het configuratiemanagement. | |
Teamlid / teammedewerker | 4.03 |
De leden van een team. | |
Klant | 4.03 |
Organisatie of persoon die een product of dienst ontvangt. | |
Klantorganisatie | 4.03 |
De staande organisatie die opdracht heeft gegeven tot de uitvoering van het project of programma en die van de resultaten van het project/programma wil profiteren. | |
Gebruiker | 4.03 |
Iedereen die het eindresultaat van het project gaat gebruiken, gaat beheren of gaat onderhouden of anderszins met het eindresultaat te maken krijgt. | |
Leverancier | 4.03 |
Een persoon of groep die verantwoordelijk is voor de levering van één of meer specialistenproducten. | |
Leveranciersorganisatie | 4.03 |
De staande organisatie die verantwoordelijk is voor het realiseren van het projectresultaat. | |
Besluitvormingsstructuur | 4.03 |
Het raamwerk wie welke beslissingen in een project neemt. | |
Rapportagestructuur | 4.03 |
Het raamwerk wie aan wie rapporteert. | |
Verantwoordelijkheidsmatrix | 4.03 |
Een matrix met een toedeling van de verschillende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. | |
RACI-model | 4.03 |
Een verantwoordelijkheidsmatrix met een toedeling van de verantwoordelijkheden Responsible, Accountable, Consulted en Informed. | |
Bevoegdheid | 4.03 |
Het recht van het toewijzen van middelen en het nemen van beslissingen. | |
Overlegstructuur | 4.03 |
Het raamwerk van de verschillende overleggen in een project. | |
Linking-pin principe | 4.03 |
Het principe dat één persoon vanuit het ene overleg steeds de verbinding vormt naar een volgend overleg. |
4.04
Eisen en doelen (V21)
Projectdoel | 4.04 |
---|---|
Het te realiseren organisatiedoel ofwel het effect dat de opdrachtgever met de op te leveren resultaten wil bereiken. | |
Projectdoelstelling | 4.04 |
Het binnen de gestelde criteria en restricties realiseren van het projectresultaat. | |
Wens | 4.04 |
Een criterium waaraan niet of ten dele voldaan kan worden om toch tot een aanvaardbare oplossing te komen. | |
Kwaliteits-verwachting | 4.04 |
Een vermoeden, op grond van huidige feiten of omstandigheden over de kenmerken van een product | |
Kwaliteits-eis | 4.04 |
Een criterium waar een oplossing aan moet voldoen om aanvaardbaar te zijn | |
Acceptatiecriterium | 4.04 |
Een vereiste waarde op een gedefinieerde schaal waaraan een op te leveren product moet voldoen voordat de klant het product accepteert. | |
Functionele eis | 4.04 |
Een specifieke werking waaraan een product moet voldoen. | |
Technische eis | 4.04 |
Een eigenschap of kenmerk waaraan een functie van het op te leveren product moet voldoen. | |
Programma van eisen | 4.04 |
Het totaal van eisen en wensen waaraan een product moet voldoen. | |
Specificatie | 4.04 |
Een gedetailleerde beschrijving van de criteria waar een product aan voldoet c.q. moet voldoen. | |
MoSCoW-principe | 4.04 |
Een techniek om kenmerken en initiatieven te prioriteren. Deze staat voor: must-have, should-have, could-have en won’t have this time. | |
Fit for use | 4.04 |
De mate waarin het opgeleverde resultaat geschikt is voor gebruik. | |
Fit for purpose | 4.04 |
De mate waarmee met het opgeleverde resultaat het doel van het project kan worden gerealiseerd. | |
Waardemanagement | 4.04 |
De systematische aanpak om kosten en functies te optimaliseren. | |
Kostenbewust ontwerpen | 4.04 |
Het ontwerpen met als doel het minimaliseren van de totale kosten van de productlevenscyclus. |
4.05
Risico’s en kansen (V111, 112, 113)
Risico | 4.05 |
---|---|
Een situatie of gebeurtenis die zich in de toekomst kan voordoen en die mogelijk negatieve gevolgen heeft voor het project. | |
Kans | 4.05 |
Een situatie of gebeurtenis die zich in de toekomst kan voordoen en die mogelijk positieve gevolgen heeft voor het project. | |
Impact (van risico’s en kansen) | 4.05 |
Het verwachte effect van een risico of kans indien deze daadwerkelijk optreedt. | |
Waarschijnlijkheid (van risico's en kansen) | 4.05 |
De relatieve frequentie dat een risico of een kans daadwerkelijk optreedt. | |
Issue | 4.05 |
Een niet geplande gebeurtenis of conditie die (vrijwel niet) niet kan worden vermeden of al is opgetreden en die managementaandacht vereist. | |
Risico- en kansblootstelling | 4.05 |
De mate waarin het project aan risico’s en kansen is blootgesteld. | |
Risico- en kansbereidheid | 4.05 |
De mate waarin de opdrachtgever/het hoger management bereid in om risico's te nemen en kansen te pakken. | |
Risico- en kansaversie | 4.05 |
De mate waarin de opdrachtgever/ het hoger management niet bereid in om risico's te nemen en kansen te pakken. | |
Risico- en kanstolerantie | 4.05 |
De grenswaarde van een risico of kans waarboven naar het naasthogere management over dat risico of die kans moet worden geëscaleerd. | |
Risicomanagement | 4.05 |
Het geheel van managementactiviteiten om kansen en risico’s te beheersen. | |
Risicomanagementstrategie | 4.05 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van risico’s en kansen. | |
Risico- en kanscategorie | 4.05 |
Een categorie van risico's- en kansen waarin risico's- en kansen kunnen worden geclassificeerd. | |
Interne risico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen waarvan de oorzaak binnen de scope van het project ligt, dan wel binnen de verantwoordelijkheid van de projectorganisatie. | |
Externe risico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen waarvan de oorzaak buiten de scope van het project ligt, dan wel buiten de verantwoordelijkheid van de projectorganisatie. | |
Projectrisico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen die gevolgen kunnen hebben voor het realiseren van de projectdoelstellingen. | |
Zakelijke risico’s en kansen | 4.05 |
Risico’s en kansen die met name gevolgen kunnen hebben op het effect dat de klant met het projectresultaat wil bereiken. | |
Risico- en kanshorizon | 4.05 |
De tijdsperiode waarin een risico of kans kan optreden. | |
Risico- en kanseigenaar | 4.05 |
Een persoon verantwoordelijk voor het managen van een individueel toegewezen risico of kans. | |
Risico-actiehouder | 4.05 |
Een persoon verantwoordelijk voor het uitvoeren van een risico- of kansmaatregel als deze maatregel niet kan worden uitgevoerd door de risico-of kanseigenaar. | |
Beoordelen van risico's en kansen | 4.05 |
Het proces van identificeren, analyseren en evalueren van risico's en kansen. | |
Identificeren van risico's en kansen | 4.05 |
Het identificeren van de afzonderlijke risico's en kansen. | |
Analyseren van risico's en kansen | 4.05 |
De inschatting van de waarschijnlijkheid, impact en horizon van de individuele risico’s en kansen en van het geaggregeerde risico- en kansniveau. | |
Evalueren van risico's en kansen | 4.05 |
Het beoordelen van de waarschijnlijkheid en impact van de risico's en kansen om vast te stellen of risico- en kansmaatregelen meoten worden genomen. | |
Voorwaardelijke risico's en kansen | 4.05 |
Risico's en kansen waarvan de waarschijnlijkheid van optreden afhankelijk is van het optreden van andere risico's en kansen. | |
Conditionele risico's en kansen | 4.05 |
Zie voorwaardelijke risico's en kansen | |
Risico- en kansmaatregel | 4.05 |
Een actie om de blootstelling aan risico’s en de mogelijkheid om kansen te realiseren op een voor de organisatie acceptabel niveau te brengen. | |
Mitigerende maatregel | 4.05 |
Een actie om de blootstelling aan risico’s op een voor de organisatie acceptabel niveau te brengen. | |
Risico- en kansmaatregelcategorie | 4.05 |
Een categorie van risico- en kansmaatregelen waarin risico- en kansmaatregelen kunnen worden geclassificeerd. | |
Vermijden (risicomaatregel) | 4.05 |
De activiteit waardoor het risico wordt veroorzaakt niet uitvoeren of voortzetten | |
Verwijderen (risicomaatregel) | 4.05 |
Het wegnemen van de risicobron. | |
Verminderen waarschijnlijkheid (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een preventieve maatregel om de waarschijnlijkheid van het risico te verkleinen. | |
Verminderen impact (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een preventieve maatregel om de impact van het risico te verkleinen. | |
Delen (risico- en kansmaatregel) | 4.05 |
Een overeenstemming tussen twee partijen om via een bonus-malussysteem zowel de kansen als de risico's te delen. | |
Calamiteitenplan opstellen (Risicomaatregel) | 4.05 |
Het plannen van een maatregel die zal worden uitgevoerd in geval dat het risico optreedt en waarmee de negatieve gevolgen van dat risico worden verkleind. | |
Accepteren (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een weloverwogen en bewuste beslissing om de bestaande dreiging van een risico te accepteren zoals die is, omdat het niet loont daar nu al op te acteren. | |
Accepteren/verhogen (risicomaatregel) | 4.05 |
Een risico accepteren of zelfs verhogen om van een mogelijke kans gebruik te maken. | |
Terugvalplan (risico's) | 4.05 |
Een calamiteitenplan dat gericht is op het terugkeren naar de uitgangssituatie in geval bij het doorvoeren van een verandering een calamiteit optreedt. Een terugvalplan is daarmee een bijzonder soort calamiteitenplan. | |
Inherent risico of kans | 4.05 |
De grootte van een risico, voordat er risico- of kansmaatregelen genomen zijn. | |
Resterend risico of kans | 4.05 |
Het overgebleven risico of kans nadat risico- of kansmaatregelen zijn uitgevoerd. | |
Gevolgrisico of -kans | 4.05 |
Een risico of kans welke ontstaat door het nemen van een risico- of kansmaatregel. | |
Secundair risico of kans | 4.05 |
Gevolgrisico of -kans | |
Risico- en kanslogboek | 4.05 |
Zie risico- en kanslogboek. | |
Risico- en kansregister | 4.05 |
Een logboek van de geïdentificeerde risico’s en kansen, inclusief de bijbehorende status, geschiedenis en risico- en kansmaatregelen. | |
Verwachtingswaarde | 4.05 |
De waarschijnlijkheid maal de impact van een risico of kans. | |
Verwachte geldwaarde | 4.05 |
De waarschijnlijkheid maal de financiële impact van een risico of kans. | |
Risico- en kansprofiel | 4.05 |
Een grafische weergave van de waarschijnlijkheid en de impact van de geidentificeerde risico’s en kansen. | |
Risico- en kanstolerantielijn | 4.05 |
De lijn in het risico- en kansprofiel die aangeeft welke combinatie van waarschijnlijkheid en impact wel en niet binnen de risico- en kanstolerantie vallen. | |
Pakken van de kans (kansmaatregel) | 4.05 |
Het zodanig aanpassen van de omstandigheden, dat de kans die zich voordoet, direct wordt verzilverd. | |
Vergroten (kansmaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een proactieve maatregel om de waarschijnlijkheid en/of het voordeel van een kans te vergroten. | |
Overnemen (kansmaatregel) | 4.05 |
Het overnemen van een kans die zich kan voordoen van een ander. | |
Negeren (risicomaatregel) | 4.05 |
Het nemen van een weloverwogen en bewuste beslissing om de bestaande kans te accepteren zo als die is, omdat het niet loont daar nu al op te acteren. | |
Risicobudget | 4.05 |
Een reserve voor te maken kosten als specifieke vooraf voorziene risico’s optreden. | |
Calamiteitenbudget | 4.05 |
Zie risicobudget. | |
Kwalitatieve technieken | 4.05 |
Een subjectieve en interpretatieve techniek waar het niet gaat niet om feiten en cijfers, maar om de ‘waarom’ en ‘hoe’ vraag. | |
Kwantitatieve technieken | 4.05 |
Een objectieve techniek die gebruik maakt van rekenkundige of statistische middelen. | |
Risico- en kans decompositie | 4.05 |
Een hierarchische uitsplitsing van mogelijke risico's en kansen. | |
Visgraatdiagram | 4.05 |
Een visualisering van een oorzaak ten opzichte van meerdere gevolgen of andersom in de vorm van een visgraat. | |
Oorzaak-gevolgdiagram | 4.05 |
Zie visgraatdiagram. | |
Ishikawa-diagram | 4.05 |
Zie visgraatdiagram. | |
Premortem-analyse | 4.05 |
Een risico-identificatietechniek die uitgaat van de veronderstelling dat een project faliekant is mislukt. | |
Beslisboom | 4.05 |
Een visuele uitsplitsing naar de verschillende alternatieven en de bijbehorende risico's en kansen. | |
Kans-effectmatrix | 4.05 |
Een overzicht van de geidentificeerde risico's en kansen met hun respectievelijke waarschijnlijkheid en impact. | |
Monte Carlo techniek | 4.05 |
Een techniek waarbij een reeks gebeurtenissen vele malen wordt doorgerekend. | |
Scenarioanalyse | 4.05 |
Een inschatting van de ontwikkeling uitgaande van verschillende condities (scenario's). | |
Scenarioplanning | 4.05 |
De scenarioanalyse en het definiëren en plannen van acties die moeten worden genomen om adequaat te kunnen anticiperen op de mogelijke scenario’s. | |
Gevoeligheidsanalyse | 4.05 |
Een analyse van de invloed van fluctuaties van variabelen op het resultaat of rendement. | |
Sceptisch standpunt | 4.05 |
Het kritisch analyseren van uitkomsten van waarschijnlijkheidsberekeningen. |
4.06
Projectaanpak (V11)
Projectsucces | 4.06 |
---|---|
De mate waarin het projectresultaat de belanghebbenden tevreden stelt. | |
Projectsucces- en faalcriterium | 4.06 |
Een aspect waarop in belangrijke mate het succes of falen van het project wordt afgemeten door de diverse betrokkenen. | |
Succes- en faalfactor | 4.06 |
Een aspect die een sterke invloed heeft op het al dan niet succesvolle verloop van een project. | |
Projectmanagementsucces | 4.06 |
De mate waarin alle relevante belanghebbenden tevreden zijn over het optreden van de projectmanager. | |
Projectaanpak | 4.06 |
De beschrijving op hoofdpunten hoe de op te leveren resultaten worden gerealiseerd. |
5.01
Projectdefinitiefase (V102)
Projectdefinitiefase | 5.01 |
---|---|
De eerste fase van het project waarin de basis wordt gelegd voor de uitvoering. | |
Project Start Up (PSU) | 5.01 |
Een workshop met als doel de verwachtingen en visies van de belanghebbenden vast te stellen en de inhoud en de aanpak van het project met elkaar af te stemmen. | |
Kick off | 5.01 |
Een bijeenkomst bij aanvang van een initiatief om een efficiente en effectieve opstart van dat initiatief te bevorderen. | |
Projectmanagementplan | 5.01 |
Het plan dat beschrijft hoe het project wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Projectsupport | 5.01 |
Een administratieve rol binnen het projectmanagementteam, die de projectmanager ondersteunt door bepaalde administratieve diensten te verrichten en specialistische ondersteunende taken uit te voeren | |
Tijdelijke PMO | 5.01 |
Zie projectsupport. | |
Projectbeoordeling | 5.01 |
De beoordeling van het project als geheel om te besluiten de (verdere) uitvoering van het project te autoriseren. | |
Projectbeslissing (Decision to Fund) | 5.01 |
De beslissing om de uitvoering van het project te autoriseren. |
5.02
Scope (V31, V32)
Scope | 5.02 |
---|---|
het totaal van de op te leveren producten, diensten en uit te voeren activiteiten. | |
Afbakening | 5.02 |
Een omschrijving van wat niet tot de scope behoort, waardoor de omvang van de scope nauwkeuriger wordt bepaald | |
Scope creep | 5.02 |
Een langzame en bijna ongemerkte uitbreiding van de scope, zonder dat de nieuwe scope expliciet wordt vastgesteld. | |
Projectresultaat | 5.02 |
Het geheel van de door het project op te leveren producten en diensten. | |
Eindresultaat | 5.02 |
De te realiseren specialistenproducten. Dit kan zijn van een werkpakket, een fase of een project. | |
Tussenresultaat | 5.02 |
Een specialistenproduct die tijdens het project moet worden opgeleverd om het projectresultaat te kunnen realiseren. | |
Specialistenproduct | 5.02 |
Een product dat moet worden gerealiseerd om het projectresultaat op te kunnen leveren conform de specificaties. | |
Inhoudelijk product | 5.02 |
Zie specialistenproduct. | |
Product | 5.02 |
Iedere input of output van een proces. | |
Projectstructuur | 5.02 |
De schematische weegave van de producten en/of activiteiten van een project. | |
Werkdecompositiestructuur (WBS) | 5.02 |
Een productgerichte hiërarchische decompositie van het werk (het geheel van producten) dat moet worden opgeleverd om het projectresultaat te realiseren. | |
Werkpakket (WBS) | 5.02 |
Het geheel van samenhangende werkzaamheden nodig voor het realiseren van één of meer producten. | |
Projectstructuurcodering | 5.02 |
de logische codering van alle elementen in een WBS. | |
WBS-woordenboek | 5.02 |
Een logboek met een gedetailleerde beschrijving van het werk en de technische documentatie van elk WBS-element | |
Productdecompositiestructuur (PDS) | 5.02 |
Een hiërarchische decompositie van de benodigde en te realiseren producten in een plan. | |
Productbeschrijving | 5.02 |
de beschrijving van een product inclusief door wie en op welke wijze het product zal worden beoordeeld en goedgekeurd. | |
Productstroomschema | 5.02 |
De schematische weergave van de volgtijdelijke afhankelijkheden van de te realiseren producten in een plan. | |
Intern product | 5.02 |
Een product dat door het project moet worden gerealiseerd. | |
Extern product | 5.02 |
Een product die al bestaan of waarvan de realisatie buiten de scope van het project valt, maar die wel voor de realisatie van het eindresultaat noodzakelijk is. | |
Managementproduct | 5.02 |
Een product dat nodig is om het project te managen en de kwaliteit te bepalen en te waarborgen. | |
Swim lanes | 5.02 |
Banen in een productstroomschema, waarbij per baan alle producten van dat stroomschema worden getekend die door één en dezelfde partij moeten worden gerealiseerd. | |
Planningspakket (WBS) | 5.02 |
Een WBS-element waarvan de noodzaak en de kenmerken bij het opstellen van de WBS nog niet duidelijk zijn, maar die al wel worden geidentificeerd ('pro-forma'-producten) | |
Beheerspunten (control account) | 5.02 |
Een element in de WBS waarop beheersing aangrijpt en waarover gerapporteerd wordt. |
5.03
Kwaliteit (V61, V62)
Kwaliteit | 5.03 |
---|---|
De mate waarin een geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de eisen, behoeften en verwachtingen die kenbaar gemaakt, vanzelfsprekend of dwingend voorgeschreven zijn. | |
Valideren | 5.03 |
Het controleren of een meetapparatuur of toetsingskader geschikt is voor zijn toepassing. | |
Verifieren | 5.03 |
Het controleren of iets voldoet aan de kwalificaties. | |
Kwaliteitsmanagement | 5.03 |
Het geheel van leidinggevende taken die nodig zijn om zeker te stellen dat aan de kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan. | |
Kwaliteits(management)systeem | 5.03 |
De complete set van kwaliteitsstandaarden, -procedures en -verantwoordelijkheden voor een locatie of een organisatie. | |
Kwaliteits(management)strategie | 5.03 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van de kwaliteit in een project. | |
Kwaliteits(management)plan | 5.03 |
Het plan dat de kwaliteitsdoelstellingen beschrijft en hoe die kwaliteitsdoelstellingen in het project zullen worden gerealiseerd. | |
Kwaliteitsbestanden | 5.03 |
Bestanden waarmee aangetoond wordt dat de vereiste kwaliteitsborging en kwaliteitsbeheersing zijn uitgevoerd. | |
Procedure | 5.03 |
Een reeks instructies die in volgorde moeten worden uitgevoerd. | |
Proces | 5.03 |
Het geheel van samenhangende activiteiten die nodig zijn om een bepaalde doelstelling te realiseren. | |
Kwaliteitsplanning | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het bepalen van de kwaliteitsdoelstellingen en het specificeren van de daarbij noodzakelijke processen en middelen om te voldoen aan die kwaliteitsdoelstellingen. | |
Kwaliteitsbeheersing | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het beoordelen of aan de kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan en het voorkomen van oorzaken dat niet aan die kwaliteitsdoelstellingen wordt voldaan. | |
Kwaliteitsverbetering | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het vegroten van het vermogen om te voldoen aan de kwaliteitsdoelstellingen en daarmee aan de verbetering van het kwaliteitssysteem. | |
Kwaliteitsborging | 5.03 |
Het aspect van kwaliteitsmanagement dat zich richt op het geven van vertrouwen dat aan de kwaliteitsdoelstellingen zal worden voldaan. | |
Productkwaliteit | 5.03 |
De mate waarin het geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een product. | |
Proceskwaliteit | 5.03 |
De mate waarin het geheel van eigenschappen en kenmerken voldoet aan de criteria die gesteld worden aan een proces. | |
Kwaliteitskosten | 5.03 |
Die kosten die enerzijds worden veroorzaakt door het bewerkstelligen en borgen van de gewenste kwaliteit en anderzijds door de verliezen die ontstaan wanneer de gewenste kwaliteit niet wordt bereikt. | |
Conformance kosten | 5.03 |
De preventiekosten en beoordelingskosten om te voldoen aan de gewenste kwaliteit. | |
Non-conformance | 5.03 |
De kosten voor vervanging en/of herstel om te voldoen aan de gewenste kwaliteit. | |
Faalkosten | 5.03 |
Zie non-conformancekosten. | |
Run chart | 5.03 |
Een visualisering van waarnemingen in de tijd. | |
Histogram | 5.03 |
De grafische weergave van de frequentieverdeling van in klassen gegroepeerde data, afkomstig uit een kansverdeling. | |
Ishikawa-diagram | 5.03 |
Zie visgraatdiagram. | |
Pareto-analyse | 5.03 |
Een analyse die er van uitgaat dat 80% van de problemen worden veroorzaakt door 20% van de situatie. | |
Control chart | 5.03 |
Een visualisering van waarnemingen in de tijd ten opzichte van controlegrenzen. | |
Scatter diagram | 5.03 |
Een visualisering van waarnemingen van twee variabelen ten opzichte van elkaar. | |
Stroomdiagram | 5.03 |
Een visualisering van een proces. | |
Kwaliteitsregister | 5.03 |
Een logboek waarin alle geplande en gerealiseerde kwaliteitsbeoordelingen met de relevante data worden vastgelegd. | |
Kwaliteitslogboek | 5.03 |
Zie kwaliteitslregister. | |
Testregister | 5.03 |
Een kwaliteitsregister specifiek voor de uit te voeren testen. | |
Kwaliteitsbeoordeling/review | 5.03 |
Een beoordeling van een product door een team van betrokkenen om de conformiteit aan een set kwaliteitscriteria vast te stellen. | |
Beoordelaar / reviewer | 5.03 |
Een persoon of entiteit die een product beoordeelt op basis van de opgestelde criteria. | |
Goedkeurder | 5.03 |
Een persoon of entiteit die geautoriseerd is om de op te leveren producten goed te keuren. | |
Goedkeuring | 5.03 |
Formele bevestiging dat het product compleet is en voldoet aan de opgestelde criteria. | |
Audit | 5.03 |
Een systematische en onafhankelijke beoordeling of de voorgeschreven processen ook worden nageleefd. | |
Evaluatie | 5.03 |
Een beoordeling van uitgevoerde activiteiten en daarmee samenhangende resultaten om vast te stellen welke verbeterpunten en actiepunten kunnen worden gedefinieerd. | |
Inspectie | 5.03 |
Een systematische beoordeling van een product door één of meer specialisten om vast te stellen of het voldoet aan de specificaties. | |
Test | 5.03 |
Het beoordelen of een product voldoet door het product onder (verschillende) omstandigheden te gebruiken. | |
Unit-test | 5.03 |
Een test van de afzonderlijke componenten. | |
Integratietest | 5.03 |
Een test van de interfaces tussen de afzonderlijke componenten. | |
Systeemtest | 5.03 |
Een test van het geheel van alle componenten samen. | |
Regressietest | 5.03 |
Een test of alle onderdelen van het systeem na een aanpassing nog goed functioneren. | |
Acceptatietest | 5.03 |
Een test op ‘fit for use’ door gebruikers en beheer & onderhoud. | |
Performancetest | 5.03 |
Een test van de verwerkingssnelheid van het systeem. | |
Stresstest | 5.03 |
Een test van het systeem bij een piekbelasting. | |
Fabriekstest | 5.03 |
Een test van de producten voordat het de fabriek verlaat. | |
Locatietest | 5.03 |
Een test van de producten bij aankomst op de projectlocatie. | |
Norm | 5.03 |
Een afspraak die partijen vrijwillig met elkaar maken over de kwaliteit van hun producten, diensten of processen. | |
Voorschrift | 5.03 |
Een dwingende bepaling met een wettelijke basis afgegeven door een bestuurlijk gezag. | |
Standaard | 5.03 |
Een geheel van verantwoordelijkheden, processen, procedures en technieken voor algemeen en herhaald gebruik met de bedoeling hierin zo veel mogelijk orde te scheppen. | |
NEN | 5.03 |
De afkorting voor de NEderlandse Norm. | |
ISO | 5.03 |
De Internationale Organisatie voor Standaardisatie (ISO) die normen vaststelt. | |
Certificering | 5.03 |
Het op basis van een deskundig en onafhankelijk onderzoek waarmerken van een product, proces of persoon. | |
Projectlocatie | 5.03 |
De plaats of plaatsen waar de werkzaamheden voor het project worden uitgevoerd. |
5.04
Tijd (V41)
Faseren | 5.04 |
---|---|
Het opdelen van het project in afzonderlijke tijdsperioden, ieder met zijn eigen vooraf gedefinieerde eindresultaat. | |
Fase | 5.04 |
Een tijdspanne binnen een project, afgescheiden van andere tijdspannen, met een vooraf gedefinieerd eindresultaat. | |
Faseringsmodel | 5.04 |
Een veel voorkomende fasering in projecten die dient als referentie voor het faseren van toekomstige projecten. | |
Lineaire fasering (watervalmethode) | 5.04 |
Een fasering waarbij de verschillende fasen opeenvolgend worden uitgevoerd. | |
Parallelle fasering | 5.04 |
Een fasering waarbij verschillende deelprojecten parallel van elkaar worden ontwikkeld. | |
Deelproject | 5.04 |
Een onderdeel van een project dat als zelfstandig project georganiseerd wordt en leidt tot een concreet deel- of tussenresultaat. | |
Ontwikkelfasering | 5.04 |
Een fasering waarbij de definitiefase en ontwikkelingsfase verschillende malen worden doorlopen om tot een gewenste oplossing te komen, die vervolgens deze wordt gerealiseerd. | |
Versiefasering | 5.04 |
Een fasering waarbij eerst één specifieke versie van het op te leveren product wordt ontwikkeld en ingebruikgenomen voordat opeenvolgende versies worden ontwikkeld. | |
Timeboxing | 5.04 |
Een fasering waarbij het projectresultaat in vaste tijdsblokken incrementeel wordt opgeleverd. | |
Beslispunt | 5.04 |
Een (meestal) van tevoren bepaald moment in het project waarop de opdrachtgever beslist wel of niet door te gaan met het project (go/no-go moment). | |
Beslisdocument | 5.04 |
Document op basis waarvan de opdrachtgever beslist wel of niet door te gaan met het project. | |
Mijlpaal | 5.04 |
Een belangrijke gebeurtenis/moment in een project waarop de voortgang van het project kan worden gemeten. | |
Mijlpalenplanning | 5.04 |
Een tijdschema op hoofdlijnen waarin de belangrijkste mijlpalen zijn opgenomen. | |
Activiteitennetwerk | 5.04 |
Een activiteitenstroomschema met daarin aangegeven de tijdsafhankelijkheden tussen de activiteiten. | |
Activity on node | 5.04 |
Een activiteitennetwerk met de activiteiten in de knooppunten. | |
Precedence-chart | 5.04 |
Een tekentechniek om het kritieke pad te berekenen, waar de activiteiten als knooppunten en de relaties als verbindende pijlen worden weergegeven. | |
Activiteit | 5.04 |
Iets waarmee men actief is, vaak in projecten te onderscheiden naar inhoudelijke activiteiten en beheersactiviteiten. | |
Afhankelijkheid | 5.04 |
De relatie waarbij een situatie, proces of activiteit bepaald wordt door een andere situatie, proces of activiteit. | |
Kritieke pad | 5.04 |
De serie van opvolgende activiteiten die de kortst mogelijke doorlooptijd van het project bepalen. | |
Kritieke activiteit | 5.04 |
Een activiteit op het kritieke pad. | |
Totale speling | 5.04 |
De totale hoeveelheid tijd dat een activiteit kan vertragen, zonder dat de totale doorlooptijd van een plan wordt vergroot. | |
Vrije speling | 5.04 |
De totale hoeveelheid tijd die een activiteit kan vertragen, zonder effect te hebben op de opvolgende activiteiten. | |
Planning (tijdplan) | 5.04 |
Schema van activiteiten en gebeurtenissen in de tijd. | |
Planningshorizon | 5.04 |
De tijdsperiode waarvoor een accurate en betrouwbare planning kan worden opgesteld. | |
Balkenschema | 5.04 |
Een grafische weergave van activiteiten in de tijd, waarbij op de verticale as alle activiteiten met hun doorlooptijden staan aangegeven en op de horizontale as de projectkalender. | |
Gantt Chart | 5.04 |
Zie balkenschema. | |
Strokenplanning | 5.04 |
Zie balkenschema. | |
Crashing | 5.04 |
Het inzetten van extra capaciteit op het kritieke pad met als doel de totale doorlooptijd te verkorten. | |
Fast track | 5.04 |
Het gedeeltelijk laten overlappen van fasen om de uitvoering te versnellen. | |
Onzekerheidsanalyse | 5.04 |
Een analyse waarbij de onzekerheid in de waarden gekwantificeerd wordt. | |
Standaardafwijking | 5.04 |
Een maat voor de spreiding van een reeks waarden, zijnde in een grafische weergave waar de bolling van de curve overgaat in een holling. | |
Variantie | 5.04 |
Een maat voor de spreiding van een reeks waarden, ofwel een maat voor de betrouwbaarheid van de uitkomsten, is het kwadraat van de standaardafwijking,. | |
Gemiddelde | 5.04 |
De som van alle waarnemingen gedeeld door het aantal waarnemingen. | |
Modus | 5.04 |
In een reeks waarden de waarde die het vaakst voorkomt. |
5.05
Mensen en middelen (V31, V103)
Capaciteitsmanagement | 5.05 |
---|---|
Het management van de beschikbare en benodigde mensen en middelen. | |
Capaciteitsplanning | 5.05 |
Het plannen en inzetten van de capaciteit, nagaan of de capaciteit volgens planning maar ook effectief wordt ingezet, en het indien nodig nemen van corrigerende maatrregelen (Plan-Do-Check-Act). | |
Capaciteitsallocatie | 5.05 |
Het toewijzen van de mensen en middelen aan de onderscheidenlijke activiteiten. | |
Capaciteitsplan | 5.05 |
Plan voor de inzet van mensen en middelen (uitgezonderd geld). | |
Leveling (capaciteit) | 5.05 |
Het optimaliseren van de tijdsplanning uitgaande van de beschikbaarheid van mensen en middelen. | |
Studentsyndroom | 5.05 |
De wet die stelt dat mensen pas geneigd zijn te starten met de werkzaamheden als de start van de werkzaamheden kritiek wordt. | |
Parkinson’s law | 5.05 |
De wet die stelt dat het werk uitdijt als de beschikbare tijd toeneemt. | |
Multi-tasking | 5.05 |
Het uitvoeren van meer taken tegelijk of het achtereenvolgens uitvoeren van stukjes van verschillende taken. | |
Projectbuffer | 5.05 |
De reserve op het eind van het kritieke pad als buffer tussen de geplande einddatum van de activiteiten en de datum van oplevering | |
Aanvoerbuffer | 5.05 |
De reserve op het eind van iedere niet-kritieke keten van activiteiten, voordat deze keten aansluit op het kritieke pad | |
Netto beschikbare tijd | 5.05 |
De tijd die daadwerkelijk aan een bepaalde taak kan worden besteed. | |
Bruto beschikbare tijd | 5.05 |
De totale tijd die beschikbaar is in een bepaalde periode. | |
Schattingsmethoden | 5.05 |
Technieken om een goede schatting te kunnen maken. | |
Enkelvoudige schattingen | 5.05 |
Het schatten van een waarde door het bevragen van een deskundige. | |
Multi-expert schattingen | 5.05 |
Het schatten van een waarde door het bevragen van meerdere deskundigen. | |
Delphi methode | 5.05 |
Het herhaald bevragen van meerdere deskundigen omtrent een probleemstelling zonder dat de deskundigen weten wie welke input geeft. | |
Equal-bet methode | 5.05 |
Een schattingsmethoden waarbij een waarde wordt gezocht waarbij de belanghebbenden een gelijk voordeel als nadeel zien als het resultaat hoger of lager uitvalt. | |
Velocity analyse | 5.05 |
Een schattingsmethode waarin de productiesnelheid van onderdelen ten opzicht van elkaar of ten opzichte van een referentie-onderdeel wordt bepaald. | |
Analoge schattingsmethode | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van ervaringswaarden uit voorgaande projecten. | |
Parametrische schatting | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik gemaakt wordt van kengetallen voor samengestelde eenheden (elementenmethode). | |
Functiepuntanalyse (softwareontwikkeling) | 5.05 |
Een methode om de functionele omvang van een informatiesysteem te bepalen als basis voor een parametrische schatting van de benodigde capaciteit. | |
Historische data | 5.05 |
Een schattingsmethode waarbij gebruik gemaakt wordt van ervaringsgetallen voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten. | |
Driepuntsschatting | 5.05 |
Het schatten van een waarde op basis van een optimistische, pessimistische en een meest voorkomende waarde. | |
Planning poker | 5.05 |
Een specifieke techniek voor het schatten van waarden door een groep, waarbij alle partijen een gelijkwaardige stem hebben. |
5.06
Financiën (V71, V72, V73)
Kostendecompositie | 5.06 |
---|---|
Een hierarchische decompositie van de kosten voor het realiseren van een plan. | |
Kosten | 5.06 |
Toegerekende (toekomstige) gelduitgaven of doorbelastingen. | |
Schatten | 5.06 |
Het bij benadering bepalen van een waarde. | |
Begroting | 5.06 |
Een berekening van de kostprijs. | |
Begroten | 5.06 |
Het berekenen van de kostprijs. | |
Budget | 5.06 |
Een geautoriseerd bedrag voor het realiseren van een resultaat. | |
Budgetteren | 5.06 |
Het vaststellen van een budget. | |
Budgetcontrole | 5.06 |
Het controleren of er geen uitgaven worden gedaan die niet in het budget voorkomen of die het budget overschrijden. | |
Budgetbewaking | 5.06 |
Het monitoren van de bestedingen, uitgaven en verplichtingen, het analyseren van de status, het inschatten van de nog te verwachten kosten en het eventueel escaleren bij een dreigende overschrijding van de budgettoelranties naar het naast hogere management. | |
Budgetbeheersing | 5.06 |
Het monitoren van de bestedingen, uitgaven en verplichtingen, het inschatten van de nog te verwachten kosten, het nemen van de benodige corrigerende maatregelen en het eventueel escaleren bij een dreigende overschrijding van de budgettoleranties naar het naast hogere management. | |
Contingentiereserve | 5.06 |
: een budgetpost ter dekking van voorziene risico’s (known-unknowns). | |
Managementreserve | 5.06 |
een budgetpost voor werkzaamheden die in rede niet voorzien kunnen worden, maar wel binnen de scope van het project vallen (unknown-unknowns). | |
Post onvoorzien | 5.06 |
Een specifieke managementreserve. | |
Marge | 5.06 |
Een opgenomen voorbehoud vanwege legitieme onnauwkeurigheid in de begroting. | |
Tolerantie | 5.06 |
De overeengekomen ruimte in het plan waarbinnen de verantwoordelijk manager niet naar het naasthogere niveau hoeft te escaleren voor besluitvorming | |
Kostendrager | 5.06 |
Een product die door het project moet worden gerealiseerd. | |
Kostenpost | 5.06 |
Een activiteit of aankoop die nodig zijn om kostendragers te realiseren. | |
Kostensoort | 5.06 |
Een bepaald soort productiemiddel, dat moet worden ingezet om kostendragers te realiseren. | |
Projectadministratie | 5.06 |
De formele administratie van het project. | |
Financiele projectadministratie | 5.06 |
Het financiële deel van de projectadministratie, waarin alle inkomsten en uitgaven voor het project worden vastgelegd | |
Procuratie | 5.06 |
De bevoegdheid financiële verplichtingen aan te gaan. | |
Organisatie Breakdown Structure (OBS) | 5.06 |
Een hiërarchische decompositie van de projectorganisatie. | |
Cost Breakdown Structure (CBS) | 5.06 |
Een hiërarchische decompositie van de kosten van het project in kostendragers en kostenposten. | |
Responsibility-Assignment Matrix (RAM) | 5.06 |
Een matrix welke een overzicht geeft wie in een project verantwoordelijk is voor de realisatie van de verschillende werkpakketten. | |
Financiële beheersing | 5.06 |
De beheersing van de financiën omvattende het plannen, optimaliseren en bewaken van de benodigde financiële middelen in de tijd en het nemen van de noodzakelijke maatregelen om voldoende financiële middelen te hebben om het projectresultaat volgens planning te realiseren. | |
Liquiditeitsplanning | 5.06 |
Een planning van de inkomende en uitgaande geldstromen gedurende een bepaalde periode. | |
Financieren | 5.06 |
Het verschaffen van de benodigde financiële middelen. | |
Financiering | 5.06 |
De wijze hoe de benodigde financiele middelen zijn/worden verkregen. | |
Interne financiering | 5.06 |
Financiering door de eigen organisatie | |
Hybriede financiering | 5.06 |
Een combinatie van centrale en decentrale interne financiering | |
Externe financiering | 5.06 |
Financiering door derden. | |
Aandelen | 5.06 |
Een deel van het eigendom van een bedrijf. | |
Obligatie | 5.06 |
Een verhandelbaar schuldbewijs voor een lening die door een overheid, een onderneming of een instelling is aangegaan. | |
Lening | 5.06 |
Een geldbedrag dat door een partij wordt verstrekt op voorwaarde dat het later terug wordt betaald. | |
Achtergestelde lening | 5.06 |
Een krediet waarbij de schuldeiser in het geval van faillissement van de schuldenaar wordt achtergesteld. | |
Krediet op lopende rekening | 5.06 |
Het rood mogen staan op de lopende rekening. | |
Leverancierskrediet | 5.06 |
Het later mogen betalen van de uitstaande vorderingen. | |
Hypotheek | 5.06 |
Financiering met een vaste activa als onderpand. | |
Factoring | 5.06 |
Het overdragen van debiteurenadministratie aan een factormaatschappij. | |
Cessie van vorderingen | 5.06 |
Financiering tegen overdracht van vorderingen op naam als onderpand voor een schuld. | |
Verpanding | 5.06 |
Een zekerheidsstelling waarmee een roerende zaak of vordering wordt bezwaard. | |
Lease | 5.06 |
het huren van roerende of onroerende goederen van derden met een opptie tot koop. | |
Operationele lease | 5.06 |
een opzegbaar huurcontract waarbij de kosten van onderhoud en verzekering meestal ten laste van de verhuurder komen. | |
Financiele lease | 5.06 |
een onopzegbaar huurcontract waarbij de kosten van onderhoud en verzekering meestal ten laste van de huurder komen. |
5.07
Zakelijke rechtvaardiging (C14)
Business case | 5.07 |
---|---|
De zakelijke rechtvaardiging voor het doen van een investering. | |
Haalbaarheidsstudie | 5.07 |
Een onderzoek een onderzoek vooraf of het gewenste resultaat realistisch en haalbaar is. | |
Projectlevenscyclus | 5.07 |
De totale tijdspanne van een project vanaf de projectopdracht tot en met de projectafsluiting. | |
Postinvestmentreview (PIR) | 5.07 |
De beoordeling of de beoogde baten inderdaad zijn gerealiseerd zoals die zijn gedefinieerd in de business case. | |
Postprojectbeoordeling | 5.07 |
Zie postinvesteringsreview. | |
Batenreview | 5.07 |
De beoordeling of de beoogde baten inderdaad zijn gerealiseerd. | |
Nulmeting | 5.07 |
De bepaling van de huidige situatie om die later met de dan geldende realiteit te kunnen vergelijken. | |
Nulscenario | 5.07 |
de gevolgen als niet wordt geïnvesteerd | |
Deltameting | 5.07 |
Een meting van het verschil in ontwikkeling na niets doen (nulscenario) of wel wat doen. |
6.01
Inkoop (V91, V92)
Inkopen | 6.01 |
---|---|
Het verwerven van goederen en diensten (inhuren) van derden, waarbij de verantwoordelijkheid voor de realisatie blijft liggen bij de vragende partij. | |
Uitbesteden | 6.01 |
Het verwerven van diensten van derden, waarbij de verantwoordelijkheid voor de realisatie komt te liggen bij de aanbiedende partij. | |
Selectiecriteria | 6.01 |
Criteria waarop gekwalificeerde partijen worden geselecteerd om uit te nodigen voor een aanbieding of offerte. | |
Gunningscriteria | 6.01 |
Criteria waarop een aanbieding of offerte wordt gegund. | |
Long list | 6.01 |
Een lijst van mogelijke gekwalificeerde aanbieders. | |
Short list | 6.01 |
Een lijst van uit te nodigen partijen om een aanbieding of offerte in te dienen. | |
Inspanningsverplichting | 6.01 |
Een verplichting om bepaalde werkzaamheden uit te voeren naar beste kunnen. | |
Resultaatverplichting | 6.01 |
Een verplichting om een vooraf gedefinieerd resultaat in een bepaalde tijd en tegen een bepaalde vergoeding op te leveren. | |
Contract | 6.01 |
Een in rechte afdwingbare overeenkomst. | |
Preambule | 6.01 |
Een beding in het contract waarin wordt vastgelegd dat de achtergrond, aanleiding en datgene wat de partijen met de overeenkomst willen bereiken. | |
Vierhoekenbeding | 6.01 |
Een beding in het contract waarin wordt vastgelegd dat alle afspraken ten aanzien van de overeenkomst in het voorliggende contract zijn opgenomen en dat alle overige (eerder gemaakte) afspraken derhalve komen te vervallen, respectievelijk geen rechtskracht meer hebben. | |
Mediation | 6.01 |
De inzet van een onafhankelijke derde die zich richt op de-escalaties van het conflict en het ontwikkelen van een acceptabele oplossing door de partijen zelf. | |
Arbitrage | 6.01 |
Een geschillenbeslechting door derden welke in plaats komt van een rechtszaak. | |
Algemene voorwaarden | 6.01 |
De voorwaarden die bedoeld zijn om deel uit te maken van een aantal overeenkomsten, met uitzondering van die voorwaarden die de kern van de prestaties aangeven. | |
Battle of forms | 6.01 |
Het fenomeen dat partijen in een overeenkomst hun eigen algemene voorwaarden proberen van toepassing te verklaren. | |
Aanbesteding | 6.01 |
Een procedure waarbij een opdrachtgever bekend maakt dat hij een opdracht wil laten uitvoeren en partijen vraagt een offerte in te dienen. | |
Inkoopstrategie | 6.01 |
De strategie die de hoofdcontractstructuur, de mate waarin de specificaties zullen worden uitgewerkt en de marktbenadering op hoofdlijnen beschrijft. | |
Contracteringsplan | 6.01 |
Het plan wat beschrijft wat, op welke wijze van aanbesteding, in welke contractvorm, wanneer en door wie wordt ingekocht of uitbesteed en wat daarbij de belangrijkste selectie- en gunningscriteria zijn. | |
Openbare aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt en waarbij iedereen kan inschrijven. | |
Openbaar met voorselectie | 6.01 |
Een aanbesteding die algemeen bekend wordt gemaakt, waarbij een ieder zich als gegadigde kan aanmelden en waarvoor uiteindelijk slechts één of een beperkt aantal gegadigden wordt/worden uitgenodigd een offerte in te dienen. | |
Onderhandse aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij slechts een beperkt aantal partijen worden uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Onderhands met voorselectie | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij een beperkt aantal partijen in de gelegenheid worden gesteld deel te nemen aan een selectie, waarna een of meer van hen worden uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Enkelvoudige aanbesteding | 6.01 |
Een aanbesteding waarbij slechts één partij wordt uitgenodigd om een offerte in te dienen. | |
Request for Information (RFI) | 6.01 |
Een verzoek om informatie. | |
Request for Proposal (RFP) | 6.01 |
Een verzoek om een uitgebreide aanbieding te doen. | |
Request for Quotation (RFQ) | 6.01 |
Een verzoek om een prijsopgave. | |
Precontractuele fase | 6.01 |
De precontractuele fase is de fase in onderhandelingen voorafgaand aan het daadwerkelijke sluiten van een contract. | |
Intentieovereenkomst | 6.01 |
Een overeenkomst over het inkooptraject en de rechten en plichten van de inkopende en de aanbiedende partij. | |
Voorovereenkomst | 6.01 |
Een opdracht om het 1e gedeelte van het uit te voeren werk uit te voeren apart van de hoofdopdracht, om zo meer tijd te creëren voor het inkoopproces voor de hoofdopdracht. | |
Brochureplan | 6.01 |
Een levering van een standaardoplossing tegen een vaste prijs. | |
Turn-key contract | 6.01 |
Een contract waarbij één enkele firma ervoor zorgt dat een project geheel gebruiksklaar wordt opgeleverd tegen een vaste prijs. | |
Vaste prijs contract | 6.01 |
Een contract waarbij een product of dienst wordt geleverd tegen een vaste prijs. | |
Raamcontract | 6.01 |
Een contract waarbinnen deelopdrachten kunnen worden verstrekt. | |
Incentive contract | 6.01 |
Een contract waarbij de kosten (gedeeltelijk) worden vergoed op basis van actuele kosten plus een incentive welke afhankelijk is van de verhouding tussen de totale actuele kosten en de geplande projectkosten. | |
Regiecontract | 6.01 |
Een contract waarbij werkzaamheden worden verricht tegen een vaste vergoeding per eenheid, die alle projectkosten dekt inclusief een toeslag of winstpercentage. | |
Uren x tarief met een maximum contract | 6.01 |
Een uren x tarief contract waarbij het totaal niet boven een afgesproken maximum mag uitkomen. | |
Uren x tarief contract | 6.01 |
Een contract waarbij de werkzaamheden worden vergoed tegen een vast tarief per uur, los van de actuele materiaal en materieelkosten. | |
Bankgarantie | 6.01 |
Een contract waarin de bank van de betalingplichtige aan de andere partij onvoorwaardelijk garandeert een bedrag te betalen, indien daar aanspraak op kan worden gemaakt. | |
Letter of credit (LoC) | 6.01 |
Een opdracht aan een bank om een bedrag te betalen bij overlegging van gespecificeerde documenten. | |
Contractmanagement | 6.01 |
Het overeenkomen van de voorwaarden en condities van de contracten zowel als het zekerstellen dat deze voorwaarden en condities ook worden nagekomen en het overeenkomen en vastleggen van de contractwijzigingen. | |
Claimmanagement | 6.01 |
Alle activiteiten die nodig zijn om gerechtvaardigde vorderingen tegenover derden af te dwingen en (onterechte) vorderingen door derden af te weren. | |
Consortium | 6.01 |
Een rechtspersoon waarin meerdere partijen samenwerken om een opdracht uit te voeren. waarbij ieder voor eigen rekening en risico levert en met behoud van de eigen winst voor zijn deel van de totale levering. | |
VOF | 6.01 |
Een samenwerking onder gemeenschappelijke naam en risico met een eigen afgescheiden vermogen en eigen personeel. | |
Back-to-back overeenkomst | 6.01 |
Een overeenkomst waarbij een deel van de aanneming of levering geheel door een derde wordt verzorgd onder verantwoordelijkheid van de aannemende partij, waarbij alle rechten en plichten van de leverancier respectievelijk aannemer jegens de opdrachtgever één op één worden doorgegeven aan die derde. | |
Co-makership | 6.01 |
Het onder gemeenschappelijk risico van de klant en de leverancier uitvoeren van de opdracht. | |
Europese aanbesteding | 6.01 |
Een verplichte procedure voor Europese overheidsorganen en gesubsidieerde instanties voor het inkopen en uitbesteden van producten en diensten. |
6.02
Wijzigingsbeheer en configuratiemanagement (V33, V105)
Wijziging | 6.02 |
---|---|
Een verandering van een formeel vastgelegde status. | |
Wijzigingsverzoek | 6.02 |
Een verzoek om een aanpassing van het op te leveren resultaat. | |
Projectissue | 6.02 |
Een aandachtspunt dat relevant kan zijn voor het project en niet is voorzien en dat managementaandacht vereist om opgelost of afgehandeld te worden. | |
Afwijking van de specificatie | 6.02 |
Een product dat door het project is/wordt opgeleverd, maar (naar verwachting) niet voldoet aan de specificaties c.q. niet is/wordt opgeleverd. Een afwijking van specificatie is een type issue. | |
Wijzigingsprocedure | 6.02 |
Een procedure voor het afhandelen van wijzigingsverzoeken. | |
Wijzigingsbeheer | 6.02 |
Het beheer van (potentiële) wijzigingen en andere projectissues. | |
Issuelogboek | 6.02 |
Zie issueregister. | |
Issueregister | 6.02 |
Een logboek voor het vastleggen van alle issues die formeel moeten worden afgehandeld. | |
Issuerapport | 6.02 |
Een vastlegging van de beschrijving, de impact en de beslissingen aangaande issues die formeel moeten worden afgehandeld. | |
Corrigerende maatregel | 6.02 |
Een actie of combinatie van acties die ervoor zorgt dat de dreiging van het overschrijden van toleranties of een fout in een product wordt weggenomen of verminderd. | |
Concessie | 6.02 |
De beslissing dat een afwijking van specificatie zonder corrigerende maatregelen is geaccepteerd. | |
Waiver | 6.02 |
De beslissing dat een kwaliteitseis komt te vervallen en niet meer van toepassing is. | |
Wijzigingsautoriteit | 6.02 |
De persoon of entiteit die geautoriseerd is wijzigingen en afwijkingen van specificaties af te handelen. | |
Wijzigingsbudget | 6.02 |
Een budget gealloceerd aan de wijzigingsautoriteit om het doorvoeren van wijzigingen te financieren. | |
Prioriteit | 6.02 |
Een maat van het belang van een issue voor het realiseren van de doelstellingen. | |
Urgentie | 6.02 |
Een maat hoe snel op een issue moet worden gereageerd. | |
Configuratiemanagementsysteem | 6.02 |
De processen en ondersteuningssoftware die gebruikt wordt om de Configuratie-item-records te beheren. | |
Configuratie-item (CI) | 6.02 |
Een product waarvan de status en de (inhoudelijke) kenmerken moeten worden beheerst. | |
Configuratie | 6.02 |
Het geheel van configuratie-items. | |
Configuratiemanagement | 6.02 |
Het management van de configuratie-items en omvat de basisfuncties plannen, identificeren, wijzigingsbeheer, status verantwoorden en verifiëren configuratie-items. | |
Configuratie-item record | 6.02 |
De geregistreerde informatie van een configuratie-item, inclusief de relaties die dat configuratie-item heeft met andere configuratie-items. | |
Configuratiemanagementdatabase (CMDB) | 6.02 |
Een database met het totaal van alle configuratie-item records. | |
Configuratiemanagementstrategie/plan | 6.02 |
De strategie die de procedures, verantwoordelijkheden en technieken beschrijft voor het managen van de configuratie-items. | |
Baseline | 6.02 |
Een vastgestelde status van een situatie die dient als referentie voor verdere werkzaamheden. | |
Configuratiebaseline | 6.02 |
Een vastgestelde status van een product op basis waarvan het product moet worden gerealiseerd. | |
Productstatusoverzicht | 6.02 |
Een rapportage van de status van alle producten. Het bevat onder meer informatie over de huidige status, de vorige status en de doorgevoerde en geplande wijzigingen. |
6.03
Informatie en documentatie (V52)
Informatie | 6.03 |
---|---|
Betekenisvolle gegevens die worden overgebracht. | |
Data | 6.03 |
Een verzameling gegevens, ofwel feitelijkheden. | |
Document | 6.03 |
Een gegevensdrager met daarin of daarop vastgelegde gegevens. | |
Documentbeheer | 6.03 |
Het management van de beschikbare documenten en kent de functies plannen - identificeren en beheren - goedkeuren, wijzigen en distribueren - statusverantwoording - bewaken en bijsturen. | |
Informatie(management)plan | 6.03 |
Het plan dat omvat welke informatie waar en op welke wijze moet worden opgeslagen en wie welke actie moet uitvoeren om de informatie te beheren. | |
I/O-matrix | 6.03 |
Een matrix waarin wordt vastgelegd wie welke informatietaken heeft ten aanzien van het beheersen van de verschillende informatiebronnen en documenten in een project. | |
Specialistendocument | 6.03 |
Een document dat tijdens het project wordt opgesteld om het eindresultaat te realiseren. | |
Managementdocument | 6.03 |
Een document dat tijdens het project wordt opgesteld om de realisatie van het projectresultaat te beheersen. | |
Kwaliteitsdocument | 6.03 |
Een managementdocument die tijdens het project wordt opgesteld om met name de kwaliteit van de op te leveren producten te beheersen. | |
Projectdossierstructuur | 6.03 |
De indeling van de verschillende dossiers waar de documenten in worden opgeslagen. | |
Managementdossier | 6.03 |
Het dossier dat de managementproducten omvat en bestaat uit het projectdossier, de verschillende fasedossiers en het kwaliteitsdossier. | |
Specialistendossier | 6.03 |
Het dossier dat de inhoudelijke documentatie omvat. | |
Projectdossier | 6.03 |
Het dossier waar alle voor de beheersing en beoordeling van het totale project relevante managementdocumenten in worden opgeslagen. | |
Fasedossier | 6.03 |
Het dossier waar alle voor de beheersine en beoordeling van een specifieke fase relevante managementdocumenten in worden opgeslagen. | |
Kwaliteitsdossier | 6.03 |
Het managementdossier dat alle kwaliteitsproducten bevat van het project. |
6.04
Beheersing en rapportage (V104)
Beheerscirkel | 6.04 |
---|---|
Het cyclische proces om een project te beheersen. | |
PDCA | 6.04 |
Het acroniem voor Plan-Do-Check-Act en staat voor de kwaliteitscirkel van Deming. Dit acroniem wordt ook gebruikt om de algemene beheerscirkel aan te duiden. | |
Beheers- en rapportageniveau | 6.04 |
Een managementlaag waarnaar moet worden gerapporteerd. | |
Management by Objectives | 6.04 |
Een besturingsfilosofie die zich richt op het gemeenschappelijk maken van SMART afspraken en het voeren van regelmatig overleg tussen de opdrachtgever/ stuurgroep en de projectmanager. | |
SMART | 6.04 |
Een encroniem voor het maken van goede afspraken en staat voor Specifiek - Meetbaar - Acceptabel - Realistisch - Tijdgebonden. | |
Management by Exception | 6.04 |
Een besturingsfilosofie die uitgaat van een overeengekomen mandaat waarbinnen de gedelegeerde het werk zelfstandig uitvoert. | |
Tolerantie | 6.04 |
De toegestane afwijking van een plan waarbinnen niet naar het bovenliggende managementniveau hoeft te worden geëscaleerd. | |
Projectbeheersing | 6.04 |
Het geheel van activiteiten om de uitvoering van het project op een beheerste manier te laten verlopen. | |
Beheersactiviteiten | 6.04 |
De activiteiten die nodig zijn om het project goed te laten verlopen. | |
Inhoudelijke activiteiten | 6.04 |
Activiteiten die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van het projectresultaat. | |
Beheersinstrumenten | 6.04 |
De verschillende instrumenten die kunnen worden ingezet bij het beheersen van een project. | |
Beheersmechanismen | 6.04 |
De verschillende procedures die kunnen worden ingezet bij het beheersen van een project. | |
Voortgang | 6.04 |
De mate van de realisatie van de doelstellingen van een plan. | |
Voortgangsrapport | 6.04 |
Een managementproduct waarmee de voortgang en de status van het project worden vastgelegd. | |
RAG-code | 6.04 |
Een acroniem voor Red-Amber-Green en geeft aan hoe een status wordt beoordeeld op basis van de kleuren van een verkeerslicht. | |
Projectuitvoeringsfase | 6.04 |
De fase(n) waarin het projectresultaat wordt ontwikkeld en gerealiseerd. | |
Faseafsluiting | 6.04 |
De formele afsluiting van een fase. | |
Plan | 6.04 |
Document dat beschrijft wie, waar, wanneer en hoe wat moet realiseren om een beoogd resultaat of doel te realiseren. | |
Plannen | 6.04 |
Het maken van een plan. | |
Projectplan | 6.04 |
Plan dat beschrijft hoe het project wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Faseplan | 6.04 |
Plan dat beschrijft hoe een fase wordt uitgevoerd en bewaakt en dat de producten, de tijdsplanning en de kosten van de fase weergeeft. | |
Teamplan | 6.04 |
Een (optioneel) plan dat gebruikt als basis voor het opleveren van een Werkpakket. | |
Afwijkingsplan | 6.04 |
Een plan dat wordt opgesteld naar aanleiding van een dreigende overschrijding van de toleranties als vervolg op een Afwijkingsrapport. Dit vervangt het plan waarbinnen de afwijking optreedt en beschrijft de periode vanaf de afwijking tot aan het einde van de planperiode van dat plan. | |
Voortgangsrapport | 6.04 |
Een rapport opgesteld door de individuele teammanagers op overeengekomen tijdsintervallen om de projectmanager te informeren over de voortgang van de overeengekomen werkpakketten en de daarbij optredende issues, kansen en risico’s. | |
Hoofdpuntenrapport | 6.04 |
Een rapport opgesteld door de projectmanager op overeengekomen tijdsintervallen om de opdrachtgever/stuurgroep en andere belanghebbenden te informeren over de hoofdpunten van de voortgang van de fase en de optredende issues, kansen en risico’s. | |
Fase-eindrapport | 6.04 |
Een rapport dat op het einde van een fase wordt opgesteld met de status aan het einde van die fase, een verantwoording over de afgelopen fase en een doorkijk naar de rest van het project. | |
Afwijkingsrapport | 6.04 |
Een rapport waarin een afwijking wordt beschreven. Hierin wordt de afwijking, de oorzaken van de afwijking, de mogelijke tegenmaatregelen, een analyse van de tegenmaatregelen en een advies welke tegenmaatregelen het meest in aanmerking komen omschreven. | |
Projecteindrapport | 6.04 |
Een rapport dat op het einde van het project wordt opgesteld met de status van het project bij afsluiting van het project, het projectverloop en de evaluatie van de resultaten van het project afgezet tegen het oorspronkelijke plan. | |
Leerpuntenlogboek | 6.04 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Leerpuntenrapport | 6.04 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Logboek/register | 6.04 |
Een document waarin specifieke informatie van een product of proces wordt bijgehouden als referentie en naslag. | |
Dagelijks Logboek | 6.04 |
Een dagboek waarin onder meer problemen en punten van zorg kunnen worden genoteerd, die de betrokkene informeel kan afhandelen. Projectmanagers en Teammanagers kunnen ieder voor zich een eigen Dagelijks Logboek bijhouden. | |
Slipchart | 6.04 |
Een grafische weergave van een verwachte waarde zoals die op verschillende momenten in de tijd werd ingeschat afgezet ten opzichte van het originele plan. | |
Relatieve slip-chart | 6.04 |
Een slip-chart waarbij het nog benodigde percentage van een meetwaarde wordt afgezet ten opzichte van het originele plan. | |
Mijlpalenslip-chat | 6.04 |
Een slip-chart van de verwachte opleverdata van de verschillende mijlpalen. | |
Earned Value Analyse (EVA) | 6.04 |
Een methode van prestatiemeting op basis van de geplande en gerealiseerde waarde en de actuele kosten. |
6.05
Verandering en transformatie (V131)
Organisatieanalyse | 6.05 |
---|---|
De analyse van het gedrag van organisaties, de factoren die dit gedrag veroorzaken en hoe deze organisaties het meest doeltreffend bestuurd kunnen worden. | |
Organisatieverandering | 6.05 |
De verandering van de kenmerken en/of de configuraties van een organisatie, waardoor ook het gedrag van de organisatie wijzigt. | |
Verandermanagement | 6.05 |
Een vorm van management die zich specifiek richt op het doorvoeren van veranderingen in een organisatie. | |
Lerende organisatie | 6.05 |
Een organisatie die continu zijn vermogen om zijn toekomst te creëren uitbreidt. | |
Mentaal model | 6.05 |
Een diepgewortelde veronderstelling/generalisatie die van invloed is op hoe wij dingen zien en hoe wij op dingen reageren. | |
Teamleren | 6.05 |
Het proces waarbij een team als geheel competenties ontwikkelt die nodig zijn om bepaalde taken te vervullen. | |
Systeemdenken | 6.05 |
Een benadering waarbij een (deel van een) organisatie of een project beschouwd wordt in termen van een systeem van variabelen die invloed uitoefenen op elkaar. |
6.06
Afsluiting (V106)
Inbedrijfstelling projectresultaat | 6.06 |
---|---|
Het in gebruik stellen van het projectresultaat. | |
Oplevering projectresultaat | 6.06 |
Het aan de klant juridisch overdragen van het projectresultaat. | |
Overdracht projectresultaat | 6.06 |
Het aan de klant fysiek overdragen van het projectresultaat. | |
Afsluiting van een project | 6.06 |
De voltooiing van een project nadat de resultaten van het project zijn opgeleverd. | |
Restpuntenlijst | 6.06 |
Een lijst met alle gebreken die tijdens de oplevering zijn geconstateerd en die nog moeten worden verholpen. | |
Restpunt | 6.06 |
Een gebrek of omissie die is vastgesteld tijdens de opname en die nog verholpen dient te worden. | |
Opname projectresultaat | 6.06 |
De eindbeoordeling van het projectresultaat om na te gaan of het aan alle specificaties voldoet. | |
Verklaring van acceptatie | 6.06 |
Een expliciete verklaring dat het op te leveren product voldoet aan de acceptatiecriteria en geschikt is voor gebruik. | |
Gebruikersacceptatie | 6.06 |
Een expliciete bevestiging door degene die de opgeleverde producten daadwerkelijk gaan gebruiken, dat de op te leveren producten voldoen aan de acceptatiecriteria en geschikt zijn voor gebruik. | |
Acceptatie door beheer en onderhoud | 6.06 |
Een expliciete bevestiging door degene die de opgeleverde producten daadwerkelijk gaan beheren en onderhouden, dat de op te leveren producten voldoen aan de acceptatiecriteria en geschikt zijn voor gebruik. | |
Proces verbaal van oplevering | 6.06 |
De vastlegging van de juridische oplevering van het projectresultaat. | |
Protocol van oplevering | 6.06 |
Zie proces verbaal van oplevering | |
Revisiedocumenten | 6.06 |
Specialistendocumenten die aangeven hoe het eindresultaat daadwerkelijk is geworden. | |
Service level agreement (SLA) | 6.06 |
Een overeenkomst tussen een leverancier en en klant over diensten die door de leverancier aan de klant worden geleverd. | |
Vervroegde ingebruikname | 6.06 |
Een situatie waarbij de klant (een deel van) het projectresultaat in gebruik neemt, voordat de eigenlijke overdracht heeft plaatsgevonden. | |
Tweede oplevering project | 6.06 |
De afsluitende beoordeling om na te gaan of alle restpunten naar tevredenheid van de klant zijn verholpen. | |
Onderhoudsperiode project | 6.06 |
De periode na oplevering waarin de gebreken die optreden tijdens gebruik, nog vallen onder de verantwoordelijkheid van de leverancier. | |
Verborgen gebrek | 6.06 |
Een gebrek of omissie die tijdens een normale opname niet kan worden geconstateerd. | |
Garantieperiode | 6.06 |
De periode waarin de leverancier garandeert dat het opgeleverde resultaat conform de specificaties functioneert rekening houdend met de normale slijtage in gebruik. | |
Projectverantwoording | 6.06 |
Een verantwoording van de projectmanager aan de opdrachtgever/stuurgroep over de aanpak en de gerealiseerde resultaten van het project. | |
Projecteindrapport | 6.06 |
Een rapport dat op het einde van het project wordt opgesteld met de status van het project bij afsluiting van het project, het projectverloop en de evaluatie van de resultaten van het project afgezet tegen het oorspronkelijke plan. | |
Projectevaluatie | 6.06 |
Een evaluatie van uitgevoerde activiteiten in en daarmee samenhangende resultaten van een project om verbeterpunten en daarmee samenhangende actiepunten te kunnen definieren. | |
Leerpuntenrapport | 6.06 |
Een informeel logboek waarin de relevante leerpunten zijn vastgelegd voor het huidige project en toekomstige projecten. | |
Plan postinvesteringsbeoordeling | 6.06 |
Een plan voor de uitvoering van de postinvesteringsbeoordeling. | |
Aanbevelingen voor vervolgacties | 6.06 |
Een lijst met aanbevelingen ten aanzien van de ingebruikname, doorgeschoven issues en mogelijke bedrijfsrisico's. | |
Decharge verlenen | 6.06 |
Het ontheffen van de verantwoordelijkheid. |
7.01
Zelfreflectie en zelfmanagement (G11, G12, G13)
Zelfmotivatie | 7.01 |
---|---|
Het vermogen om zichzelf tot handelen te bewegen en gestelde doelen na te streven. | |
Wil | 7.01 |
Het bewuste vermogen om van een gedachte over te gaan naar een handeling. | |
Zelfbeheersing | 7.01 |
Het op een systematische en gedisciplineerde manier omgaan met stressvolle situaties. | |
Zelfkennis | 7.01 |
Het vermogen om zowel je geestelijke als fysieke mogelijkheden en onmogelijkheden in concrete sitauties in te schatten. | |
Spanning | 7.01 |
Een toestand van grote aandacht, meestal bij onzekerheid over de afloop van een gebeurtenis. | |
Ontspanning | 7.01 |
Het in moeilijke situaties verminderen of wegnemen van spanningen. | |
Stress | 7.01 |
Een langdurige of plotseling heftige verstoring van het evenwicht tussen belasting en belastbaarheid. | |
Stressmanagement | 7.01 |
Een geheel van technieken en therapeutische behandelingen gericht op het verminderen van fysieke, emotionele en rationele spanning. | |
Ontspanningstechnieken | 7.01 |
Technieken die gericht zijn op het kunnen ontspannen. | |
Interventietechnieken | 7.01 |
Technieken die gericht zijn op het ingrijpen in een proces, om dit ten goede te keren. | |
Tijdmanagement | 7.01 |
Het managen van je eigen beschikbare tijd om zo'n effectief mogelijke manier. | |
Rationele intelligentie (IQ) | 7.01 |
Het vermogen logisch te redeneren, te analyseren en te verklaren. | |
Emotionele intelligentie (EQ) | 7.01 |
de mate waarin iemand zelfkennis bezit en deze kennis in relaties sociaal vaardig weet in te zetten. | |
Rationeel-emotieve therapie (RET) | 7.01 |
Een vorm van coaching die ervan uitgaat dat het niet de problemen zijn die het ons moeilijk maken, maar dat het de wijze is waarop we daarna kijken. |
7.02
Persoonlijke integriteit en betrouwbaarheid G21, G22)
Betrouwbaarheid | 7.02 |
---|---|
De mate waarin men erop kan vertrouwen dat een ander een belofte of toezegging na zal komen. | |
Ethiek | 7.02 |
Het moreel geaccepteerd gedrag van elk mens. | |
Beginselethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij de oplossing van een ethisch probleem steeds recht doet aan een of meer beginselen. | |
Deontologie | 7.02 |
Zie beginselethiek | |
Gevolgenethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch juist handelen wordt bepaald door het goede resultaat dat bij dat handelen voor ogen staat. | |
Deugdenethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch juist handelen wordt bepaald door de vraag ‘hoe moet ik leven?’ | |
Persoonlijke ethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande de verschillende waarden en normen die een rol spelen bij de morele keuzen die door een persoon zelf worden gemaakt. | |
Bedrijfsethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande de verschillende waarden en normen die een rol spelen bij de morele keuzen die door een bedrijf worden gemaakt. | |
Beroepsethiek | 7.02 |
De ethiek aangaande het maken van bewuste keuzen voor normen en waarden, die je naleeft bij de uitoefening van je beroep. | |
Zorgethiek | 7.02 |
Een denkwijze binnen de ethiek waarbij het ethisch handelen wordt bepaald door het belang van en de zorg voor de naaste. |
7.03
Persoonlijke communicatie (G31-G36)
Communicatie | 7.03 |
---|---|
Uitwisseling van informatie. | |
Communicatiemodel | 7.03 |
Een model waarin de relaties tussen zender, bericht en ontvanger schematisch wordt voorgesteld. Dit omvat tenminste de zender, de ontvanger, de boodschap, het kanaal en ruisl. | |
Communicatiekanaal | 7.03 |
Het medium waarop communicatie wordt overgedragen. Informatie kan mondeling, schriftelijk, elektronisch en audiovisueel worden overgedragen. | |
Verbale communicatie | 7.03 |
Communicatie door middel van woorden en/of geluiden. | |
Non-verbale communicatie | 7.03 |
Communicatie via lichaamstaal, de intonatie en/of tekens en symbolen. | |
Miscommunicatie | 7.03 |
De situatie waarin de ontvanger de overgebrachte boodschap anders interpreteert dan de zender bedoelde. | |
Ruis | 7.03 |
Al datgene wat de communicatie verstoort. | |
Externe ruis | 7.03 |
Ruis veroorzaakt door een externe oorzaak, waardoor de ontvanger bepaalde delen van de boodschap mist. | |
Interne ruis | 7.03 |
Ruis veroorzaakt door een innerlijke toestand van (een van) de communicatiepartners. | |
Selectieve perceptie | 7.03 |
Een vorm van interne ruis waarbij de ontvanger slechts dat waarneemt wat appelleert aan zijn gevoels- en overtuigingswereld. | |
Cognitieve dissonantie | 7.03 |
De onaangename spanning die ontstaat bij het kennisnemen van feiten en opvattingen die strijdig zijn met een eigen overtuiging of mening, of bij gedrag dat strijdig is met de eigen overtuiging, waarden en normen. | |
LSD-formule | 7.03 |
Een acroniem voor Luisteren, Samenvatten en Doorvragen en geeft de drie belangrijkste aspecten om meer energie in een gesprek te brengen. | |
Actief luisteren | 7.03 |
Een techniek waarbij de luisteraar door middel van hm’en, papagaaien, spiegelen en samenvatten laat zien dat hij luistert. | |
Rapport maken | 7.03 |
Een techniek waarbij de luisteraar al dan niet onbewust op dezelfde golflengte van de spreker gaat zitten door bijvoorbeeld hetzelfde taalgebruik te hanteren en eenzelfde houding aan te nemen. | |
Gesloten vraag | 7.03 |
Een vraag waarop je met ja of nee kunt antwoorden. | |
Open vraag | 7.03 |
Een vraag waar je niet eenvoudig met ja of nee op kunt antwoorden. | |
Suggestieve vraag | 7.03 |
Een vraag met een onderhuidse boodschap. | |
Retorische vraag | 7.03 |
Een vraag waar je zelf helemaal geen antwoord op verwacht, hooguit een instemmend gebrom. | |
Feedback geven | 7.03 |
Het aanspreken van de ander op zijn gedrag als de normale transparantie in het wederzijdse verkeer niet helpt. | |
Vergadering | 7.03 |
Een bijeenkomst van twee of meer personen die binnen een bepaalde tijdspanne bepaalde onderwerpen bespreken om tot een oordeel en/of een besluit te komen. | |
Overleg | 7.03 |
Een bespreking om tot een besluit te komen. | |
Presentatie | 7.03 |
Een mondelinge informatieoverdracht aan een groep van toehoorders, die doorgaans visueel wordt ondersteund. | |
Elevator pitch | 7.03 |
Een zeer korte verbale presentatie voor het 'verkopen' van jezelf en/of een idee, product of dienst. | |
Gesprek | 7.03 |
Een mondelinge communicatie tussen één of meer personen. | |
Rapport | 7.03 |
Schriftelijk verslag. | |
Rapporteren | 7.03 |
Het mondeling of schriftelijk verslag doen. | |
Workshop | 7.03 |
Een participerende werkbijeenkomst, waarin deelnemers op interactieve wijze actief meewerken aan het resultaat. |
8.01
Relaties en betrokkenheid (G41, G42, G43)
Cultuur | 8.01 |
---|---|
het geheel van normen en waarden zoals die gedeeld worden door een groep. | |
Openheid | 8.01 |
De mate waarin men meningen en emoties deelt en open staat voor de mening van anderen. | |
Meesprekende cultuur | 8.01 |
Een cultuur waarin bepaalde belanghebbenden het recht van advies of instemming hebben bij voorgenomen besluiten. | |
Introspectieve cultuur | 8.01 |
Een cultuur waarin het de gewoonte is om te luisteren naar de onderbouwing en betekenis van opvattingen en visies van verschillende belanghebbenden, teneinde te komen tot inzicht en breed gewaardeerde besluiten. | |
Cultuur van openheid | 8.01 |
Gemeenschappelijk gedrag dat gefundeerd is op waarden als wederzijdse waardering, collectieve besluitvorming, introspectieve houding en integere motieven, waardoor complexe vraagstukken openlijk besproken kunnen worden | |
Betrokkenheid | 8.01 |
Een sterk innerlijk gevoel van verbondenheid met de omgeving, waardoor motivatie ontstaat. | |
Motivatie | 8.01 |
De innerlijke wens en de wil gedisciplineerd te werken aan concrete resultaten. | |
Intrinsieke motivatie | 8.01 |
De motivatie die voortkomt uit de persoon zelf, zijn persoonlijkheid en zijn waarden en normen. | |
Extrinsieke motivatie | 8.01 |
De motivatie die voortkomt uit de kennis en ervaring die men heeft, de potentie om ergens aan bij te dragen en de betrokkenheid met de omgeving of de omstandigheden. | |
Procesconsultatie | 8.01 |
Het zodanig opbouwen van een relatie met de klantorganisatie dat deze in staat wordt gesteld vraagstukken uit de interne en externe omgeving waar te nemen, te begrijpen en erop te acteren, waardoor beoogde verbeteringen van de grond kunnen komen. | |
Adviseren | 8.01 |
Het geven van raad aan anderen. | |
Argumenteren | 8.01 |
Het ondersteunen van standpunten met één of onderbouwingen. |
8.02
Leiderschap (G51)
Management | 8.02 |
---|---|
Het geheel van alle leidinggevende taken die nodig zijn om een voorgenomen resultaat te realiseren. | |
Leiderschap | 8.02 |
Het sturen en motiveren van anderen in hun rol of taak om doelen te realiseren. | |
Rolinhoud | 8.02 |
De taakuitvoering, gedrag, houding en uiterlijke kenmerken die horen bij de uitvoering van een bepaalde rol. | |
Rolopvatting | 8.02 |
De persoonlijke wijze waarop iemand invulling geeft aan de rolinhoud. | |
Rolverwachting | 8.02 |
De impliciete en expliciete verwachtingen van de omgeving ten aanzien van de manier waarop de rolinhoud vorm en inhoud behoort te krijgen. | |
Rolvermenging | 8.02 |
Het onbewust overnemen (van delen) van de rolinhoud van anderen. | |
Assertiviteit | 8.02 |
Het op een niet kwetsende, tactvolle manier opkomen voor de eigen mening, behoeften en belangen. | |
Overtuigingskracht | 8.02 |
Het vermogen overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke doelen met behulp van discussies of de kracht van argumenten. | |
Draagvlak | 8.02 |
De mate waarin belanghebbenden een onderwerp ondersteunen. | |
Coachen | 8.02 |
Een persoon of groep begeleiden bij het zelfstandig vinden van een oplossing voor een probleem. | |
Coachend leiderschap | 8.02 |
Een leidinggevende aanpak, waarbij de leidinggevende de medewerker zelf laat nadenken over situaties, de eigen persoonlijke kwaliteiten en verantwoordelijkheden die genomen kunnen worden. |
8.03
Teamwerk (G61, G62)
Teamwerk | 8.03 |
---|---|
Het concept dat mensen samenwerken als een team. | |
Team | 8.03 |
Een groep mensen die in onderlinge afhankelijkheid samenwerken aan het verwezenlijken van een gemeenschappelijk doel of resultaat. | |
Teamontwikkelingsfasen | 8.03 |
Opeenvolgende stappen in de groepsontwikkeling van teams, om te komen tot een effectieve uitvoering van samenwerking. | |
Teambuilding | 8.03 |
Een verzamelnaam voor een reeks groepsactiviteiten, om samenwerking te bevorderen. | |
Groepsblindheid | 8.03 |
Het symptoom dat een team in zijn functioneren teveel intern gericht is en geen oog heeft voor signalen uit de omgeving. | |
Teamrol | 8.03 |
Een kenmerkend geheel van gedragsopvattingen en -uitingen van een teamlid. | |
Virtueel team | 8.03 |
Een groep mensen die door de tijd, ruimte en organisatorische grenzen heen samenwerken aan resultaten en doelen gebruikmakend van moderne communicatiemiddelen. |
8.04
Vindingrijkheid (G81, G82)
Reactieve probleemoplossing | 8.04 |
---|---|
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit gestructureerde informatieverzamelingen en oorzaakanalyses. | |
Proactieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit situatieonderzoeken teneinde reactieve vraagstukken te voorkomen. | |
Correctieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken op te lossen die voortkomen uit procescontrole en –beheersing. | |
Creatieve probleemoplossing | 8.04 |
Een oplossingsaanpak om vraagstukken met behulp van creatieve technieken om nieuwe en originele oplossingen voor de geformuleerde vraagstukken te genereren. | |
Systeembenadering | 8.04 |
Een werkwijze om verschijnselen te bestuderen als een geheel met een onderlinge samenhang en in wisselwerking met de omgeving. | |
Oorzaak-gevolgdiagram | 8.04 |
Een visualisering van een oorzaak ten opzichte van meerdere gevolgen of andersom in de vorm van een visgraat. | |
Expertmening | 8.04 |
Het bepalen van mogelijke oplossingen door een expert te raadplegen. | |
Delphi-methode | 8.04 |
Het herhaald bevragen van meerdere deskundigen omtrent een probleemstelling zonder dat de deskundigen weten wie welke input geeft. | |
Prototyping | 8.04 |
Het opstellen van een model of prototype om een oplossing te beoordelen. | |
multicriteria-analyse | 8.04 |
Een evaluatiemethode om tussen diverse discrete alternatieven een rationele keuze te maken op basis van meer dan één onderscheidingscriterium. | |
Waardeanalyse | 8.04 |
Een analysemethode om kosten en functies te optimaliseren. | |
Scenarioplanning | 8.04 |
Een inschatting van de ontwikkeling uitgaande van verschillende condities (scenario's). | |
SWOT-analyse | 8.04 |
Een analysemethode, waarbij wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden voor de organisatie in zijn omgeving. SWOT is een acroniem voor Strength - Weaknesses - Opportunities - Threads. | |
Spiegelgesprek | 8.04 |
Een (groeps)gesprek waarin feedback en informatie wordt verkregen in een directe confrontatie van luisteren en doorvragen. | |
Zintuigelijk verdiepen | 8.04 |
Een techniek waarbij bij een gekozen idee vragen worden gesteld die alle zintuigen prikkelen. | |
Creativiteit | 8.04 |
Het vermogen om te denken en te handelen op een originele en fantasierijke manier. | |
Brown-paper sessie | 8.04 |
Een interactieve bijeenkomst, waarin deelnemers op een centrale wand of, gezien de naam, strook bruin papier, ideeën plaatsen waarmee vraagstukken kunnen worden opgelost. | |
Binnenstebuiten luisteren | 8.04 |
Een techniek waarbij je zowel de steekwoorden opschrijft uit een betoog (buitenste luisteren) als in steekwoorden jouw associaties of gedachten naar aanleiding van dat betoog (binnenste luisteren). | |
Opstappers formuleren | 8.04 |
Een techniek waarbij je het probleem formuleert in een 'Hoe kun je …'-vraag. | |
Analogieen toepassen | 8.04 |
Een techniek waarbij je een overeenkomst tussen twee zaken als grondslag neemt voor een redenering. | |
Lateraal denken | 8.04 |
Het opnieuw (anders) ordenen van bestaande informatie om nieuwe informatie te doen laten ontstaan. | |
Brainstorming | 8.04 |
Een creativiteitstechniek waarin zo veel mogelijk nieuwe ideeën over een bepaald onderwerp of vraagstuk in een groep worden gegenereerd, waarbij het waardeoordeel over de geopperde ideeën wordt uitgesteld tot na de sessie. | |
Mindmap | 8.04 |
Een diagram opgebouwd uit begrippen, teksten, relaties en/of plaatjes, die zijn geordend in de vorm van een boomstructuur rond een centraal thema. | |
Besluitvormingsproces | 8.04 |
Het proces dat leidt tot een beslissing. | |
Meerderheid | 8.04 |
Een besluitvorming op basis van minimaal de helft +1. | |
Compromis | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij men gezamenlijk een tussenoplossing overeen komt. | |
Consensus | 8.04 |
Een besluitvorming waarin alle partijen kunnen leven met de gemaakte keuze. | |
Delegatie | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij men de beslissingsbevoegdheid bij een ander neerlegt. | |
Unanimiteit | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij alle stemmen voor hetzelfde zijn. | |
Autoriteit | 8.04 |
Een besluitvorming waarbij één persoon uiteindelijk de beslissing neemt. |
8.05
Resultaatoriëntatie (G101)
Politieke sensitiviteit | 8.05 |
---|---|
De gevoeligheid voor de interne verhoudingen voor het realiseren van besluitvorming in de organisatie. | |
Sociale sensitiviteit | 8.05 |
De gevoeligheid voor de interne verhoudingen met betrekking tot de sociale en culturele verschillen tussen de verschillende personen en groeperingen en de daaruit mogelijk voortvloeiende discriminatie en subtielere achterstellende mechanismen. | |
Efficiëntie | 8.05 |
De verhouding tussen de opbrengst en de inzet van middelen. | |
Doelmatigheid | 8.05 |
Zie efficiëntie. | |
Effectiviteit | 8.05 |
De mate waarin de gewenste doelen en resultaten zijn/worden gerealiseerd. | |
Doelgerichtheid | 8.05 |
Zie effectiviteit. | |
Productiviteit | 8.05 |
De hoeveelheid werk die in een bepaalde periode is verzet. | |
Resultaatgerichtheid | 8.05 |
De aandacht van personen en/of een team op de te realiseren doelen. |
8.06
Onderhandelen (G91)
Onderhandelen | 8.06 |
---|---|
Een communicatieproces waarbij twee of meer partijen met deels strijdige en deels gemeenschappelijke belangen vanuit verschillende posities tot overeenstemming trachten te komen. | |
Onderhandelingsstrategie | 8.06 |
Een gekozen onderhandelingsaanpak. | |
Principieel onderhandelen | 8.06 |
Het onderhandelen gericht op het bereiken van een win-winakkoord. | |
Win-winakkoord | 8.06 |
Een overeenstemming tussen twee of meer verschillende partijen, die voor alle partijen tegemoet komt aan hun essentiële belangen. | |
Positioneel onderhandelen | 8.06 |
Het onderhandelen gericht op het neerzetten van standpunten en het realiseren van posities. | |
BAZO | 8.06 |
Een acroniem voor het Beste Alternatief Zonder Overeenstemming, dat kan worden gerealiseerd als een onderhandeling niet tot een resultaat leidt. | |
Openingsbod onderhandeling | 8.06 |
De aanbieding waarmee je de onderhandeling start. | |
Streefpunt onderhandeling | 8.06 |
De uitkomst die je hoopt te bereiken als resultaat van de onderhandeling. | |
Weerstandpunt onderhandeling | 8.06 |
Het punt vlak voor het breekpunt, welke nog slechts een laatste mogelijkheid open laat om de deal te sluiten. | |
Breekpunt onderhandeling | 8.06 |
Het punt waarop je de onderhandeling afbreekt en een oplossing gaat zoeken voor het probleem buiten de onderhandelende partij om. | |
Uitkomstverwachting onderhandeling | 8.06 |
Wat je denkt te bereiken als resultaat van de onderhandeling. | |
Stijlflexibiliteit | 8.06 |
Het kunnen variëren in gedrag, teneinde effectief invloed uit te oefenen op de belangensfeer, de machtssfeer, het onderhandelingsklimaat, de flexibiliteit en de opstelling van de onderhandelaars. |
8.07
Conflicten en crisis (G71, G72)
Conflict | 8.07 |
---|---|
Een botsing van meningen, belangen of karakters. | |
Conflictfase | 8.07 |
Een classificatie van de ernst en de diepgang van een conflict. | |
Conflictstijl | 8.07 |
Een specifieke vorm van gedrag voor het oplossen van conflicten. | |
Crisis | 8.07 |
Een accuut probleem waardoor het functioneren of voortbestaan van een persoon, groep of organisatie wordt bedreigd. | |
Crisisplan | 8.07 |
Een plan dat beschrijft hoe je dient te acteren bij het ontstaan van een crisis en hoe je er voor zorgt dat je daar op voorbereid bent. |
9.01
Strategie C11, C12, C13)
Missie | 9.01 |
---|---|
Het bestaansrecht van een organisatie beschreven vanuit de waarden en identiteit van die organisatie. | |
Visie | 9.01 |
Een visionair en ambitieus beeld hoe de organisatie gezien wil worden. | |
Strategie | 9.01 |
De manier waarop een organisatie haar doelen wil bereiken. | |
Kernwaarde | 9.01 |
Een fundamentele overtuiging die geldt als basis van ons handelen. | |
Prestatiemanagement | 9.01 |
Het deel van het management dat gericht is op het sturen van de organisatie door het systematisch vertalen van de strategie via prestatie-indicatoren naar bedrijfsprocessen, gevolgd door het volgen en bewaken van deze bedrijfsprocessen op basis van die prestatie-indicatoren. | |
SWOT-analyse | 9.01 |
Een analysemethode, waarbij wordt gekeken naar de (on)mogelijkheden voor de organisatie in zijn omgeving. SWOT is een acroniem voor Strength - Weaknesses - Opportunities - Threads. | |
Benchmarking | 9.01 |
Het vergelijken van de eigen processen en producten met de prestaties van andere organisaties. | |
Balanced Score Card | 9.01 |
Is een techniek voor het evalueren van complexe doelstellingen. In bedrijven worden in een Balanced Score Card meestal de categorieen financieel, klanten, interne bedrijfsvoering en ontwikkeling en groei onderscheiden. | |
Strategiekaart | 9.01 |
Een visualisering hoe een organisatie waarde kan creëren door de strategische doelen door middel van oorzaak- en effectrelaties met elkaar te verbinden. | |
Kritieke prestatie-indicator (KPI) | 9.01 |
Een belangrijke variabele om prestaties te analyseren. | |
Dashboard | 9.01 |
Visuele weergave op één enkel beeldschermvan de belangrijkste informatie nodig om één of meerdere doelen te bereiken . | |
Bedrijfsmodel | 9.01 |
Een model om de essentiele aspecten van een organisatie te beschrijven. | |
Investeringsberekening | 9.01 |
De berekening en vergelijking van de kosten en baten van een investering om mede op basis daarvan een investeringsbeslissing te kunnen nemen | |
Contante waarde | 9.01 |
Het bedrag dat je nu moet investeren tegen een bepaald rendement om een bepaalde kasstroom te realiseren. | |
Netto Contante Waarde (NCW) | 9.01 |
Het totaal van de contante waardes van de kasstromen van een investering over een bepaalde periode. | |
Economische levensduur | 9.01 |
Periode waarin het bedrijfseconomisch verantwoord is een vast bedrijfsmiddel te gebruiken. | |
Weighted average cost of capita (WACC) | 9.01 |
Het gewogen gemiddelde is van het rentepercentage dat moet worden betaald over het geleende geld (vreemd vermogen) en het gewenste percentage aan dividend dat moet worden uitbetaald aan de aandeelhouders (eigen vermogen). | |
Discontopercentage | 9.01 |
Het verplichte rendement op een investering die binnen een organisatie moet worden gemaakt. | |
Kasstroom | 9.01 |
Het verschil tussen geldontvangsten en gelduitgaven gedurende een bepaalde periode. | |
Internal Rate of Return (IRR) | 9.01 |
Het eigen rendement van een investering. | |
Discontofactor | 9.01 |
De factor waarmee kasstroom in een bepaald jaar vermenigvuldigd dient te worden om de netto contante waarde van die kasstroom te berekenen. | |
Sunk costs | 9.01 |
De kosten die tot nu toe aan een investering zijn besteed. | |
Opportunity costs | 9.01 |
De gemiste baten van alternatieve keuzes/investeringen die men niet realiseert indien men een bepaalde investering doet. | |
Return on Investment (ROI) | 9.01 |
De netto winst / investering. | |
Terugverdientijd | 9.01 |
De periode waarin de investering wordt terugverdiend. | |
Break-even punt | 9.01 |
Het aantal producten welke moet worden verkocht om de initiële investeringen terug te verdienen. | |
Reële optie-analyse | 9.01 |
Een investeringsanalyse die uitgaat van de opties en hun potentie die zich kunnen voordoen gedurende de realisatie van die investering. |
9.02
Programmamanagement (C22)
Programma | 9.02 |
---|---|
Een tijdelijke organisatie, ingericht om een geheel van projecten en lijnactiviteiten te coördineren, aan te sturen en te bewaken om uitkomsten en baten te realiseren die een bijdrage leveren aan één of meer strategische doelen van een organisatie. | |
Programmamanagement | 9.02 |
Het besturen van en leidinggeven aan een programma. | |
Programmaorganisatie | 9.02 |
Een tijdelijke organisatie om een programma te realiseren. De programmaorganisatie bestaat uit de programmaopdrachtgever met de stuurgroep en de programmaborging, de programmamanager, de bedrijfsverandermanagers en het programmabureau. | |
Programmamanager | 9.02 |
De persoon die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het programma. | |
Bedrijfsverandermanager | 9.02 |
De persoon binnen het programma die ervoor verantwoordelijk is dat ‘zijn’ afdeling de gestelde targets ook realiseert. | |
Programmastuurgroep | 9.02 |
Hoogste overlegorgaan binnen het programma. Ondersteunt de programmaopdrachtgever in de besluitvorming. | |
Programmaopdrachtgever | 9.02 |
De persoon die het hoogste management van de bedrijfsorganisatie vertegenwoordigt binnen het programma en eindverantwoordelijk is voor het realiseren van de overeengekomen doelstellingen en de verwachte baten. | |
Sponsor | 9.02 |
Een vertegenwoordiger van het hoogste management in een organisatie, die het project ondersteunt. | |
Sponsorgroep | 9.02 |
Entiteit die het programma initieert en beëindigt en de uiteindelijke budgetten goedkeurt. | |
Programmabureau | 9.02 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor een programma. | |
Multi-organisatieprogramma | 9.02 |
Een programma waarbij meerdere organisaties zijn betrokken als opdrachtgevende partij, om gemeenschappelijk bepaalde doelstellingen te realiseren, die zij niet of nauwelijks alleen kunnen realiseren. | |
Privaat-publieke samenwerking (PPS) | 9.02 |
Een samenwerking tussen private en publieke partijen in een multi-organisatieprogramma. | |
Programmalevenscyclus | 9.02 |
De totale tijdspanne van een programma vanaf de programmaopdracht tot en met de afsluiting van het programma. | |
Kerndocumenten | 9.02 |
De documenten die de essentie van een initiatief beschrijven. | |
Visiedocument | 9.02 |
Een vanuit klantperspectief gerichte omschrijving van wat je wilt bereiken, vastgelegd in een document. | |
Blauwdruk (programma) | 9.02 |
Een beschrijving van de organisatie in zijn belangrijkste facetten. | |
Doelenboom | 9.02 |
Een visualisering van doelen en subdoelen en hun onderlinge relaties. | |
Doelen-inspanningen netwerk | 9.02 |
Een visualisering van doelen, subdoelen en inspanningen en hun onderlinge relaties. | |
Programmaplan | 9.02 |
Plan op hoofdlijnen dat beschrijft hoe het programma wordt uitgevoerd en bewaakt. | |
Batenmanagement | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om de mogelijke baten te optimaliseren en negatieve effecten te minimaliseren. | |
Batenreviewplan | 9.02 |
Een plan dat aangeeft hoe, wanneer en door wie de te realiseren baten zullen worden gemeten. | |
Transitiemanagement | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om een structurele verandering in een organisatie door te voeren. | |
Implementatieplan | 9.02 |
Het plan dat beschrijft op welke wijze het opgeleverde resultaat zal worden ingepast n de doelorganisatie. | |
Doelenidentificatie | 9.02 |
Het onderdeel van het batenmanagement gericht op het identificeren van de te realiseren doelen en baten en op te treden negatieve baten. | |
Bate | 9.02 |
De meetbare verandering die als positief wordt ervaren door één of meerdere belanghebbenden. | |
Uitkomst | 9.02 |
Het resultaat van de verandering, welke normaliter wordt beschreven in termen van het effect van de verandering op het uiteindelijke gedrag en de omstandigheden. | |
Management van veranderingen | 9.02 |
Het geheel van managementactiviteiten om veranderingen door te voeren. |
9.03
Portfoliomanagement (C23)
Portfolio | 9.03 |
---|---|
Het geheel van initiatieven in een organisatie om één of meerdere strategische bedrijfsdoelen te realiseren. | |
Portfoliomanagement | 9.03 |
Het beheersen van en leidinggeven aan een portfolio. | |
Multiprojectmanagement | 9.03 |
Het beheersen van en leidinggeven aan een groep van projecten, die geen andere onderlinge samenhang hebben dan dat deze projecten gebruik maken van dezelfde mensen en middelen. | |
Multiprojectmanager | 9.03 |
De manager verantwoordelijk voor het beheersen van en leidinggeven aan een groep van projecten, die geen andere onderlinge samenhang hebben dan dat deze projecten gebruik maken van dezelfde mensen en middelen. | |
Portfolio-organisatie | 9.03 |
Een permanente organisatie om de doelstellingen binnen een portfolio te realiseren. Een portfolio-organisatie bestaat uit de portfolioopdrachtgever met de stuurgroep en de portfoliomanager, het portfoliobureau en een kenniscentrum. | |
Portfoliostuurgroep | 9.03 |
Hoogste overlegorgaan binnen de portfolio die de portfolio-opdrachtgever in de besluitvorming ondersteunt. | |
Portfoliomanager | 9.03 |
De manager die de dagelijkse leiding heeft over de portfolio. | |
Portfoliobureau | 9.03 |
Een entiteit die technische en administratieve ondersteuning verricht voor een portfolio. | |
Kenniscentrum | 9.03 |
Een organisatiebrede coördinerende functie voor portfolio, programma’s en projecten voor het beschikbaar stellen van standaarden, kennismanagement, borging en training. | |
Portfolio-opdrachtgever | 9.03 |
De persoon die naar het hoogste management van de organisatie eindverantwoordelijk is voor het realiseren van de bedrijfsdoelen van de portfolio. | |
Kritieke prestatie-indicator (KPI) | 9.03 |
Een belangrijke variabele om prestaties te analyseren. | |
Balanced Score Card | 9.03 |
Is een techniek voor het evalueren van complexe doelstellingen. In bedrijven worden in een Balanced Score Card meestal de categorieen financieel, klanten, interne bedrijfsvoering en ontwikkeling en groei onderscheiden. | |
Multicriteria-analyse | 9.03 |
Een evaluatiemethode om tussen diverse discrete alternatieven een rationele keuze te maken op basis van meer dan één onderscheidingscriterium. | |
THEFD-analyse | 9.03 |
Een multicriteria-analyse om keuzen tussen initiatieven te maken. THEFD is een acroniem en staat voor Tempo, Haalbaarheid, Efficiency, Flexibiliteit en Doelgerichtheid. | |
Bellendiagram | 9.03 |
Een bellendiagram is een spreidingsdiagram waarin de gegevenspunten worden vervangen door bellen en waarbij aan de grootte van de bellen een betekenis wordt toegekend. |
9.04
Inrichten PPP- en PMO-organisaties (C24)
PPP-implementatie | 9.04 |
---|---|
Het proces van het opzetten en voortdurend verbeteren van project-, programma- en portfoliomanagement in organisaties. | |
PMO | 9.04 |
Het acroniem voor een project, programma of portfolio management office en staat voor project-, programma- of portfoliobureau. | |
Permanente PMO | 9.04 |
Een organisatorische eenheid die de besluitvorming faciliteert en de uitvoering ondersteunt en borgt van de veranderingen, die in een organisatie moeten worden doorgevoerd. | |
Dienstenportefieulle | 9.04 |
Een overzicht van het geheel van diensten dat wordt aangeboden. | |
Projectmanagementhandboek | 9.04 |
Een document waarin de richtlijnen en instructies zijn vastgelegd voor projectmatig werken, die moeten worden opgevolgd in een organisatie. | |
Volwassenheidsniveau organisatie | 9.04 |
De mate waarin een organisatie (een bepaald aspect) op een systematische en effectieve manier kan managen. | |
Pilot | 9.04 |
Een proefperiode om te testen of een concept functioneert. |
9.05
Procesontwikkelingsmethoden (C27)
Agile | 9.05 |
---|---|
Een conceptueel raamwerk voor het flexibel en iteratief doorvoeren van veranderingen. | |
Scrum | 9.05 |
Een specifieke agile-methode voor procesontwikkeling. | |
Lean Six Sigma | 9.05 |
Een methode die zich richt op het creeren van waarde en het elimineren van verspilling in alle processen, waarbij gebruik gemaakt wordt van statistische technieken. | |
Kanban | 9.05 |
Een aanpak om het werk te stroomlijnen en de doorlooptijden van het uit te voeren werk te verkorten. | |
Producteigenaar | 9.05 |
Degene die namens de klant verantwoordelijk is voor het specificeren en prioriteren van de functionaliteiten. | |
Ontwikkelteam | 9.05 |
Het multifunctionele zelfsturende team dat verantwoordelijk is voor het ontwikkelen en opleveren van de gevraagde functionaliteite in de Sprints. | |
Scrummaster | 9.05 |
Een dienend leider die verantwoordelijk is voor het Scrum proces. | |
Scrum ceremonie | 9.05 |
Een gedefinieerde bijeenkomst in de methode Scrum. | |
Backlog refinement | 9.05 |
Het verduidelijken, verbeteren, prioriteren en schatten van de Product Backlog. | |
Start of Sprint (SoS) | 9.05 |
De workshop bij de start van de Sprint waarin de Producteigenaar de in die Sprint te ontwikkelen functionaliteiten toelicht aan de hand van User Stories. | |
Sprint Planning Meeting | 9.05 |
De workshop na de Start of Sprint waarin het Ontwikkelteam het benodigde werk voor de komende Sprint plant. | |
Dagelijkse stand-up | 9.05 |
De dagelijkse vergadering tijdens een Sprint (timebox) waarin ieder lid van het Ontwikkelteam de voortgang van zijn werk aangeeft en waarbij alle deelnemers blijven staan om een actieve houding te handhaven om er zo voor te zorgen dat de bijeenkomst niet te lang duurt. | |
Sprint Review | 9.05 |
De afsluitende workshop in een Sprint waarin de gerealiseerde producten worden gepresenteerd aan en getest worden door de gebruikers. | |
Retrospective | 9.05 |
De evaluatie op het einde van een Sprint (timebox). | |
Scrum-of-Scrums | 9.05 |
Het overleg tussen verschillende Scrum-teams om het werk inhoudelijk op elkaar af te stemmen. | |
Artifacts | 9.05 |
Tastbare hulpproducten. | |
Product Backlog | 9.05 |
Het geheel van functionaliteiten waar het op te leveren product uiteindelijk aan moet voldoen. | |
Sprint Backlog | 9.05 |
Het geheel aan functionaliteiten die in de komende Sprint moet worden ontwikkeld. | |
Increment | 9.05 |
De lijst van opgeleverde functionaliteiten die voldoen aan de afgesproken 'Definition of Done'. | |
Sprint | 9.05 |
Een vaste tijdsperiode (timebox) van 1 tot 4 weken waain een werkend stuk software moet worden opgeleverd. | |
Velocity | 9.05 |
De hoeveelheid werk dat het Ontwikkelteam in één Sprint kan opleveren. | |
Release | 9.05 |
De verzameling van producten bij een gefaseerde overdracht, die als een eenheid wordt gemanaged, getest en geimplementeerd. | |
Definition oif Done | 9.05 |
De definitie waaraan op te leveren functionaliteiten moeten voldoen om geaccepteerd te worden. | |
User Story | 9.05 |
Een gestructureerde beschrijving wat een functionaliteit omvat en waarom een klant die functionaliteit wil hebben. | |
Epic | 9.05 |
Een omvangrijke User Story die nog verder moet worden uitgesplitst in een aantal kleinere User Stories. | |
Impedement | 9.05 |
Issues die het werk van het Ontwikkelteam verstoren. | |
Scrum bord | 9.05 |
Het takenbord waarop het nog uit te voeren werk, het onderhanden werk en het gerede werk in een Sprint wordt aangegevan. | |
Burn-dow grafiek | 9.05 |
Een grafiek waarop de omvang van de nog uit te voeren User Stories in een Sprint wordt gevisualiseerd. |
10.01
Organisatietheorie (C25)
Platte organisatie | 10.01 |
---|---|
Een organisatie met relatief weinig managementlagen. | |
Hierarchische organisatie | 10.01 |
Een organisatie met relatief veel managementlagen. | |
Span of control | 10.01 |
Het maximaal aantal personen dat effectief direct kan worden aangestuurd. | |
Depth of control | 10.01 |
Het aantal managementlagen dat effectief kan worden aangestuurd. | |
Lijnmanager | 10.01 |
Een manager verantwoordelijk voor de uitvoering van primaire of ondersteunende bedrijfsprocessen van een staande organisatie | |
Lijnafdeling | 10.01 |
Een afdeling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van (een deel van) het primaire proces van de organisatie. | |
Stafafdeling | 10.01 |
Een afdeling die de leiding ondersteunt in haar managementtaken. | |
Ondersteunende dienst | 10.01 |
Een specialistische afdeling die een deel van de uitvoering verzorgt, ter ondersteuning van de andere lijnafdelingen. | |
Hulpdienst | 10.01 |
Zie ondersteunende dienst. | |
Functie (positie) | 10.01 |
Een verzameling van taken, rechten en plichten binnen een organisatie. | |
Functiescheiding | 10.01 |
Het ontkoppelen van de uitvoerende en de controlerende taken. | |
Staande organisatie | 10.01 |
De permanente organisatie waarbinnen het project/programma zich afspeelt. | |
Operationele baas | 10.01 |
Degene die vertelt wat je moet doen; welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd en wanneer het af moet zijn. | |
Functionele baas | 10.01 |
Degene die jou vertelt hoe je werk moet worden gedaan. | |
Hierarchische baas | 10.01 |
Degene die jouw waardering en jouw salaris bepaalt. | |
Projectmatrixstructuur | 10.01 |
Een structuur waarbij de rolverdeling van de operationele, functionele en hiërarchische baas voor de projectleden gescheiden is. | |
Autonome projectstructuur | 10.01 |
Een structuur waarbij projecten geheel los van de staande organisatie worden uitgevoerd. | |
Projectcoordinatiestructuur | 10.01 |
Een structurering waarbij projecten vrijwel geheel in de lijn worden uitgevoerd. | |
Primair proces | 10.01 |
Het doelgerichte systeem van activiteiten dat de organisatie legitimeert en waaraan zij haar bestaansreden ontleent. | |
Transformatieproces | 10.01 |
Een proces dat een verandering van (fysieke) kenmerken teweegbrengt. | |
Transactieproces | 10.01 |
Een proces dat een ruil teweegbrengt. | |
Systeem | 10.01 |
Een geheel van samenhangende of elkaar beïnvloedende elementen. | |
Systeembenadering | 10.01 |
Een werkwijze om verschijnselen te bestuderen als een geheel met een onderlinge samenhang en in wisselwerking met de omgeving. | |
Systeemtheorie | 10.01 |
Een aanpak om systemen te beschrijven en hun functioneren te bestuderen zonder die entiteit geheel te ontleden. | |
Blackbox | 10.01 |
Een element waarvan het gedrag bekend is maar niet de inwendige constructie. | |
Raakvlakken (systemen) | 10.01 |
Een systeemgrens, waarbij verschillende (sub)systemen/elementen invloed op elkaar kunnen uitoefenen | |
Interface (systemen) | 10.01 |
Een intermediair waarmee twee (sub)systemen/elementen met elkaar communiceren. | |
Integratie (systemen) | 10.01 |
Het samenvoegen van een of meerdere systemen tot een geheel. | |
Terugkoppelende besturing | 10.01 |
Een besturing waarbij de besturing plaatsvindt op de output. | |
Voorwaartskoppelende besturing | 10.01 |
Een besturing waarbij de besturing plaatsvindt op de input. | |
Ketenmanagement | 10.01 |
Het management van de gehele keten van activiteiten over meerdere afdelingen of organisaties om producten en diensten te kunnen leveren aan de eindgebruiker. |
10.02
Personeelsmanagement (C28)
Personeelsbeleid | 10.02 |
---|---|
Dat onderdeel van het ondernemingsbeleid dat direct betrekking heeft op het personeel. | |
Personeelsmanagement | 10.02 |
Het besturen en leidinggeven aan het personeelsbeleid. | |
Functioneringsgesprek | 10.02 |
Een dialoog tussen werknemer en leidinggevende, waarin het wederzijdse functioneren besproken wordt. | |
Beoordelingsgesprek | 10.02 |
Een gesprek waarin de leidinggevende zijn oordeel geeft over het functioneren van de medewerker, zowel qua inzet als in kwalitatief en sociaal opzicht. | |
Competentiemanagement | 10.02 |
Het management en ontwikkeling van de competenties van de individuele personen in een organisatie om te zorgen dat deze mensen toegerust zijn en blijven voor hun taakstellingen in een voortdurend veranderende omgeving. | |
Single loop leren | 10.02 |
Het leren via instructies hoe iets gedaan moet worden. | |
Double loop leren | 10.02 |
Het leren door het begrijpen van de achterliggende principes. | |
Triple loop leren | 10.02 |
Het leren hoe te leren. |
10.03
Financiële administratie (C29)
Variabele kosten | 10.03 |
---|---|
Kosten die veranderen ten gevolge van een verandering in de bedrijfsdrukte. | |
Vaste kosten | 10.03 |
Kosten die niet veranderen ten gevolge van een verandering in de bedrijfsdrukte (zolang de bedrijfsdrukte binnen een bepaalde omvang blijft). | |
Directe kosten | 10.03 |
Kosten die op een kosteneffectieve manier rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een object. | |
Indirecte kosten | 10.03 |
Kosten die niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan een object. | |
Financiele bedrijfsadministratie | 10.03 |
De administratie van een organisatie waarin alle financiële feiten worden vastgelegd, de doorbelastingen en de kostprijzen worden berekend voor de verschillende activiteiten en de uitgaven worden bewaakt. | |
Boekhouding | 10.03 |
de systematische vastlegging van financiële feiten van een persoon, of organisatie. | |
Grootboek | 10.03 |
Een register waarin voor iedere post op de balans de wijzigingen worden bijgehouden. | |
Journaalpost | 10.03 |
Een notitie waarin wordt aangegeven welke grootboekrekeningen naar aanleiding van een financiele gebeurtenis gedebiteerd en gecrediteerd moeten worden. | |
Dagboek | 10.03 |
Een register waarin in chronologische volgorde aantekening plaats van alle bedrijfsgebeurtenissen die leiden tot wijzigingen in de grootte of de samenstelling van het vermogen. | |
Jaarrekening | 10.03 |
De financiele rapportage van een organisatie over een boekjaar, bestaande uit een balans, een winst- en verliesrekening, een kasstroomoverzicht en een toelichting op deze onderdelen en op de gehanteerde grondslagen. | |
Balans | 10.03 |
Een overzicht van de bezittingen en verplichtingen uitdrukt in geld. | |
Debetzijde balans | 10.03 |
Het geheel van bezittingen en vorderingen van een organisatie. | |
Creditzijde balans | 10.03 |
Het geheel van vermogensvormen waarmee de bezittingen en vorderingen van een organisatie zijn gefinancierd. | |
Materiële vaste activa | 10.03 |
Tastbare duurzame bedrijfsmiddelen die in bezit zijn van de onderneming. | |
Immateriële vaste activa | 10.03 |
Niet-tastbare vaste activa, zoals vergunningen en goodwill. | |
Financiële vaste activa | 10.03 |
Deelnemingen en effecten in het bezit van de onderneming. | |
Vaste activa | 10.03 |
Activa die een gebruiksperiode hebben van langer dan een jaar. | |
Voorraden | 10.03 |
Grondstoffen, halffabricaten en nog niet verkochte eindproducten. | |
Vorderingen | 10.03 |
Bedragen die klanten nog aan de onderneming moeten betalen excl. BTW. | |
Liquide middelen | 10.03 |
Saldi van kas, bank en giro. | |
Vlottende activa | 10.03 |
Activa die een gebruiksperiode hebben korter dan een jaar. | |
Totale activa | 10.03 |
Totaal van bezittingen en vorderingen van een onderneming. | |
Aandelenkapitaal | 10.03 |
Nominale waarde geplaatste kapitaal dat door de aandeelhouders is gestort. | |
Reserve | 10.03 |
Niet aan de aandeelhouders uitbetaalde deel van de winst. | |
Eigen vermogen | 10.03 |
Totaal van het aandelenkapitaal en de algemene reserves. | |
Voorzieningen | 10.03 |
Reservering voor toekomstige verplichtingen, zoals een pensioenvoorziening. | |
Lange termijn schulden | 10.03 |
Schulden met een looptijd langer dan een jaar, zoals een hypotheek. | |
Bankkrediet | 10.03 |
Tijdelijk krediet dat in principe binnen een jaar opeisbaar is. | |
Overige kortlopende schulden . | 10.03 |
Bedragen nog te betalen aan derden, zoals crediteuren, belastingen en premies. | |
Winst- en verliesrekening | 10.03 |
Een samenvattend overzicht van alle kosten en opbrengsten gedurende een bepaalde periode. | |
Netto omzet | 10.03 |
Gefactureerde omzet excl. BTW. | |
Kostprijs van de omzet | 10.03 |
Direct aan de omzet toe te rekenen kosten, zoals het uitbestede werk. | |
Bruto omzetresultaat (bruto marge, bruto winst) | 10.03 |
Netto omzet minus kostprijs van de omzet. | |
Bedrijfskosten | 10.03 |
Kosten van de algemene bedrijfsvoering, zoals kosten personeel en huisvesting. | |
Operationeel resultaat | 10.03 |
Bruto omzetresultaat minus bedrijfskosten. | |
Afschrijvingen | 10.03 |
De boekhoudkundige waardedaling van een materiele vaste activa. | |
Bedrijfsresultaat | 10.03 |
Totaal van de operationele baten en lasten. | |
Financiële baten en lasten | 10.03 |
Rentebaten minus de rentekosten en de kosten voor financiering. | |
Resultaat (netto winst) voor belasting | 10.03 |
Bedrijfsresultaat minus financiële baten en lasten. | |
Vennootschapsbelasting | 10.03 |
Te betalen belasting over de nettowinst van de onderneming. | |
Resultaat (netto winst) na belasting | 10.03 |
Resultaat voor belasting minus vennootschapsbelasting. | |
Dividend | 10.03 |
Bedrag wat aan de aandeelhouders wordt uitgekeerd. | |
Toevoeging reserves | 10.03 |
Bedrag wat in het boekjaar wordt toegevoegd aan de reserves op de balans. | |
IFRS | 10.03 |
International Financial Reporting Standards, boekhoudkundige standaaren voor het opstellen van jaarverslagen. | |
EBITDA | 10.03 |
Het acroniem voor Earnings Before Interest, Tax, Depreciation and Amortization, ofwel Resultaten voor Rente, Belasting en Afschrijving op vaste activa. | |
EBIT | 10.03 |
Een acroniem voor Earnings Before Interest and Taks, ofwel Resultaten voor Rente en Belasting. | |
Operationele kosten | 10.03 |
De operationele kosten ofwel alle terugkerende kosten van de onderneming, die binnen het jaar gemaakt worden. | |
Kapitaalkosten | 10.03 |
Investeringskosten ofwel alle kosten die worden gemaakt voor de ontwikkeling van duurzame productiemiddelen, die langer dan 1 jaar gebruikt worden. | |
Operational expenses (Opex) | 10.03 |
Zie operationele kosten. | |
Capital expenses (Capex) | 10.03 |
Zie kapitaalkosten. | |
Activum (activa) | 10.03 |
Een bedrijfsmiddel van een organisatie. | |
Passiva | 10.03 |
Het totaal van alle schulden inclusief het eigen vermogen. | |
Debiteur | 10.03 |
De persoon of organisatie die u nog geld schuldig is. | |
Crediteur | 10.03 |
De persoon of organisatie waaraan u geld schuldig bent. | |
Investering | 10.03 |
De (financiële) inspanning om een duurzaam bedrijfsmiddel te verwerven. | |
Boekwaarde | 10.03 |
De waarde van een productiemiddel zoals die blijkt uit de balans van de onderneming. | |
Kasstroom | 10.03 |
Het verschil tussen geldontvangsten en gelduitgaven gedurende een bepaalde periode. | |
Onderhanden projecten | 10.03 |
Overeenkomsten met derden voor de realisatie van activa. | |
Onderhanden werk (OHW) | 10.03 |
Het uitgevoerde werk in opdracht wat nog niet is gefactureerd of geactiveerd. | |
Solvabiliteit | 10.03 |
De mate waarin een onderneming in geval van liquidatie in staat is aan haar verplichtingen te voldoen. | |
Liquiditeit | 10.03 |
De mate waarin een onderneming in staat is aan haar direct opeisbare verplichtingen te voldoen. | |
Netto werkkapitaal | 10.03 |
Vlottende activa – vlottende passiva . | |
Rentabiliteit | 10.03 |
Het rendement op het geïnvesteerd vermogen. | |
Variabele kostencalculatie | 10.03 |
Een methode van kostencalculatie waarbij alleen de variabele kosten als productkosten aan de producten/orders worden toegerekend. | |
Direct Costing (D.C.) | 10.03 |
Zie variabele kostencalculatie. | |
integrale kostprijsberekening | 10.03 |
Een methode van kostencalculatie waarbij de indirecte kosten in de kostprijsmethode worden meegenomen. | |
Absorption Costing | 10.03 |
Zie Integrale kostprijsberekening. | |
Opslagmethode | 10.03 |
De methode waarin de indirecte kosten via een opslagmethode worden doorbelast aan een kostendrager. | |
Kostenplaatsmethode | 10.03 |
De methode waarin de indirecte kosten via kostenplaatsen worden doorbelast aaneen kostendrager. | |
Kostenplaats | 10.03 |
Een reëel of fictief bedrijfsonderdeel waar een homogene prestatie wordt geleverd. | |
Hoofdkostenplaats | 10.03 |
Een bedrijfsonderdeel waar een eindproduct wordt vervaardigd. | |
Zelfstandige kostenplaats | 10.03 |
Een bedrijfsonderdeel waar een gemeten prestatie wordt verricht voor een andere kostenplaats. | |
Hulpkostenplaats | 10.03 |
Een algemene kostengroep die functioneert als kostenplaats. | |
Kostendrager | 10.03 |
Een product die door het project moet worden gerealiseerd. | |
Overabsorptie | 10.03 |
Wanneer de interne verrekening hoger is dan de werkelijke kosten | |
Onderabsorptie | 10.03 |
Wanneer de interne verrekening lager is dan de werkelijke kosten |
11.01
Gezondheid, beveiliging, veiligheid en milieu (C33)
Gezondheid | 11.01 |
---|---|
De toestand van welzijn in geestelijk, lichamelijk en/of maatschappelijk opzicht. | |
Beveiliging | 11.01 |
De bescherming van een persoon of object tegen geweld, bedreiging, gevaar of schade. | |
Veiligheid | 11.01 |
De waarborg tegen aantasting van een persoon of object. | |
Milieu | 11.01 |
Het leefklimaat van mens, dier en plant. | |
Bevoegd gezag | 11.01 |
De instantie die een bepaalde vergunning of concessie kan verlenen. | |
Algemene maatregel van bestuur (AMvB) | 11.01 |
Een besluit van de regering, waarin wettelijke regels nader worden uitgewerkt | |
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) | 11.01 |
Een verplichte inventarisatie en evaluatie van de veiligheids- en gezondheidsrisico's in het kader van de Arbowet. | |
Mileu-effectraportage (MER) | 11.01 |
Een rapportage die de milieugevolgen in beeld brengt van een besluit voordat het besluit wordt genomen. |
11.02
Duurzaamheid (C31)
Maatschappelijk verantwoord ondernemen | 11.02 |
---|---|
De actieve en vrijwillige maar niet vrijblijvende maatschappelijke rol die een organisatie op zich neemt en die verder gaat dan het in acht nemen van wettelijke voorschriften. | |
Duurzame ontwikkeling | 11.02 |
De ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien, in gevaar te brengen. | |
Duurzaam ondernemen | 11.02 |
Het ondernemen waarbij een balans wordt gezocht tussen Profit, People en Planet. | |
Duurzaamheid | 11.02 |
De eigenschap van lang goed te blijven of te blijven bestaan. |
11.03
Wet- en regelgeving (C32)
Verdrag | 11.03 |
---|---|
Een schriftelijke overeenkomst van bindende aard tussen twee of meer staten of volkenrechtelijke instellingen. | |
Wet | 11.03 |
De geschreven rechtsregels. | |
Jurisprudentie | 11.03 |
Het geheel van uitspraken door de rechters. | |
Gewoonterecht | 11.03 |
Het recht dat is gebaseerd op gewoonten (ongeschreven recht). | |
Rechtsleer | 11.03 |
Het geheel van geschriften gewijd aan de uitleg van het recht door gezaghebbende auteurs. | |
Privaat-, burgerlijk of civiele recht | 11.03 |
Het recht dat regels geeft met betrekking tot de verhouding tussen burgers onderling. | |
Publiekrecht | 11.03 |
Het recht dat regels geeft met betrekking tot de bevoegdheden van overheidsorganen en over de onderlinge verhouding tussen de verschillende overheden. | |
Dwingend recht | 11.03 |
Het recht waarvan slechts de formele wetgever van kan afwijken. | |
Regelend recht | 11.03 |
Het recht waarop partijen in onderlinge overeenstemming mogen afwijken (in privaatrecht ook wel het aanvullend recht genoemd). | |
Aanvullend recht | 11.03 |
In het bestuursrecht het recht dat van toepassing is in die gevallen dat er geen wettelijke bepalingen zijn opgenomen in andere onderdelen van het bestuursrecht. In privaatrecht een synoniem voor het regelend recht. | |
Overeenkomst | 11.03 |
Een meerzijdige rechtshandeling, waarmee partijen over en weer bepaalde rechtsgevolgen beogen. | |
Vormvrije overeenkomst | 11.03 |
Een overeenkomst die tot stand komt op het moment dat partijen een wilsovereenstemming bereiken. | |
Formele overeenkomst | 11.03 |
Een overeenkomst die volgens de wet behalve een wilsovereenstemming ook een akte nodig heeft. | |
Mondelinge overeenkomst | 11.03 |
Zie vormvrijeovereenkomst. | |
Wanprestatie | 11.03 |
Een aan één van de partijen in een overeenkomst toe te rekenen tekortkoming. | |
In gebreke stellen | 11.03 |
Een formele claim op levering door de wederpartij, waarbij hem nog een laatste gelegenheid wordt gegeven te presteren. | |
In verzuim | 11.03 |
Een partij als deze niet het afgesprokene heeft geleverd op of voor de fatale termijn, of op of voor de termijn gegeven bij een ingebreke stelling. | |
Fatale termijn | 11.03 |
Een niet-verlengbare uiterste termijn waarop de prestatie moet worden geleverd wil deze nog nut hebben. | |
Onrechtmatige daad | 11.03 |
Een handeling of het nalaten van een handeling die onrechtmatig is. | |
Causaal verband | 11.03 |
Als een gebeurtenis plaatsvindt als gevolg van bepaalde andere gebeurtenissen die daar aan vooraf gegaan zijn (oorzaak en gevolg). | |
Intellectueel eigendomsrecht | 11.03 |
Het recht van rechthebbenden op een voortbrengsel van de menselijke geest. | |
Ateursrecht | 11.03 |
Het alleenrecht van een auteur om zijn werken van literatuur, wetenschap of kunst te openbaren of verveelvoudigen. Onder het auteursrecht vallen ook het portretrecht en het beeldrecht. | |
Octrooirecht | 11.03 |
Het recht van de octrooihouder om anderen te verbieden zijn uitvinding commercieel uit te baten, in ruil voor openbaarmaking van die uitvinding. | |
Merkenrecht | 11.03 |
Het alleenrecht op het voeren van een bepaald merk (zoals een naam of logo). | |
Gebruiksrecht | 11.03 |
Het recht van rechthebbenden op het gebruik van een voortbrengsel van de menselijke geest.Het gebruiksrecht valt weer uiteen in het genotsrecht en het beschikkingsrecht. | |
Genotsrecht | 11.03 |
Geeft het recht op het feitelijk gebruik van zijn zaak. | |
Beschikkingsrecht | 11.03 |
Geeft de eigenaar de bevoegdheid ten aanzien van zijn zaak alle denkbare rechtshandelingen te verrichten. | |
Licentie | 11.03 |
De formele of wettelijke toestemming om iets te doen. | |
Functioneel dader | 11.03 |
Een verantwoordelijke die bevoegd is om in te grijpen en dit nalaat en bewust aanvaardt dat een onrechtmatige daad plaatsvindt. |
11.04
Invloed en belangen (C41)
Macht | 11.04 |
---|---|
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken. | |
Positionele macht | 11.04 |
Macht die wordt verkregen door iemands positie in de organisatie. Positionele macht is onder te verdelen in legitieme, belonings- en strafmacht en connectiemacht. | |
Persoonlijke macht | 11.04 |
Macht die wordt verkregen door de competenties van de persoon in kwestie. Persoonlijke macht is onder te verdelen in referentie-, informatie- en deskundigheidsmacht. | |
Formele macht | 11.04 |
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken op basis van de formele positie die iemand verworven heeft. | |
Informele macht | 11.04 |
Het vermogen om het handelen van anderen te sturen, te verruimen of te beperken op basis van een zichtbare of voelbare onderstroom die deze invloed als juist kenmerkt. | |
Invloed | 11.04 |
Het concrete effect van machtsuitoefing. | |
Belang | 11.04 |
Een kwestie waaraan betrokkenen voordeel ontlenen of, indien ze geschaad worden, nadeel van ondervinden. | |
PESTLE | 11.04 |
Een acroniem van zes (machts-)gebieden: Political, Economical, Sociological, Technical, Legal en Environmental. | |
PESTLE-analyse | 11.04 |
Een analysemethode om omgevingsfactoren die invloed kunnen hebben op een organisatie in kaart te brengen. |
11.05
Cultuur en waarden (C51)
Cultuur | 11.05 |
---|---|
De representatie van waarden, overtuigingen en veronderstellingen in vanzelfsprekend gedrag. | |
Cultuurverandering | 11.05 |
Het doorbreken van vanzelfsprekende gedragspatronen door bewuste ontwikkeling van nieuwe onderliggende waarden, overtuigingen en veronderstellingen. | |
Cultuur bewust handelen | 11.05 |
het vermogen het eigen handelen af te stemmen op de cultuur van de organisatie en de samenleving. | |
Respect | 11.05 |
Waardering, achting of eerbied hebben voor iemand om zijn kwaliteiten of vaardigheden. |